omschrift voorzijde: Beati Mortui qui in Domino Moriuntur [Zalig zijn zij die in de Heer gestorven zullen zijn]
omschrift keerzijde: Liesebet Jans’ Gebooren Den 9 Desember Ao 1615 Obijt Ao 1674 den 6 Februari
opschrift keerzijde, boven de blaker: Soo gijnck Mijn Leven uit
schenking 1885-05-05
inv.nr. PA 544 in depot
Voorzijde: een bellen blazende putto zittend op een doodshoofd met de zeep in een mosselschelp als vanitas symbool; de kwetsbare kortstondigheid van het leven wordt symbolisch vergeleken met de fragiliteit van een luchtbel. Het doodshoofd rust op een heuveltje. Achter de putto vier vrouwen die, gezien huin identieke kleding, begijnen zouden kunnen zijn. Elk heeft een ander voorwerp in de hand. Boven in de wolken strekt God de Vader, met een stralenkrans om het hoofd, zijn armen beschermend uit. Omschrift.
Keerzijde: een blaker met dovende kaars, symbool van de eindigheid van het leven, op een doodskist die rust op een met drager met vier poten waarop een kleed. Opschrift. Omschrift.
Zowel blaker als bellen blazende putto zijn ontleend aan emblemata.
Origin
Collectie P.L. Posthumus; veiling G.Th Bom, 20 februari 1882, nr. 537.
Op de ene zijde is een dikke gezonde knaap (putto) afgebeeld die op een doodshoofd zit en bellenblaast. Op de achtergrond zitten vier oude vrouwen (begijntjes?), terwijl in de wolken God de Vader de armen beschermend uitstrekt. Het omschrift zegt: ‘Beati Mortui qui in Domino Moriuntur’ (Zalig zijn zij die in de Heer gestorven zullen zijn).
Op de andere zijde staat een blaker met een dovende kaars en de tekst ‘Soo gijnck Mijn Leven uit’. Uit het omschrift weten we dat deze penning om Liesebeth Jans gaat: ‘Gebooren Den 9 Desember Ao 1615 Obijt Ao 1674 den 6 Februari’.
De bellenblazende putto en de blaker zijn ontleend aan de emblemata zoals die afgebeeld en beschreven worden door onder andere Jacob Cats. Ook van andere overledenen zijn overlijdenspenningen met deze symboliek op voor- en keerzijde bekend, maar met verschillende teksten in Latijn of Nederlands. Stijlverschillen doen vermoeden dat de penningen niet van de hand van een en dezelfde zilversmid zijn.
( Herman Gerritsen)