In 1578 werden de katholieke stadsbestuurders weggestuurd. Zo ook burgemeester Buyck.
Catalogue AHM 1975/'79
Vermoedelijk een 17de eeuwse kopie naar een 16de eeuws origineel. Op het schilderij opschriften, l.b.: "OBYT 1588", r.b.: "AETATIS.82". Onderaan: "HAEC EST CANITIES BATAVI VENERANDA SOLONIS,/ BVYCKIA QVO GAVDET GENS DECORATA VIRO./ AMSTELDAMAEOS, SACRI PARS MAGNA SENATVS,/ REXIT CONSILIO. RELLIGIONE FIDE./ AT TANDEM EXPELLIT POPVLI MALE SVADA FURENTIS / SEDITIO, PATRIAE QVI FVIT VSQUE PATER./ SCILICET VT VIRTVS E CAELO PRAEMIA SPERET,/ INVIDA QVAE MERITIS TERRA NEGARE SOLET". Vondel vertaalde deze regels als volgt uit het Latijn:
"Op den Heer Joost Buick, Burgemeester en Raet van Amsterdam. Hier ziet ghy 't grijze hooft van Burgemeester Buick,/ Den Solon dezer stede, en Aemstels roem en puick,/ Het nutste lidt des Raets, dat zonder Wedergade,/ Getrouw aen Godt en 't Recht, zijn'burgren quam te stade:/ Noch dreef 't oproerigh graeuw, al 't eerloos opgeruit,/ Dien trouwen helt des lants en vader entlijck uit;/ Op dat zijn deught, door ramp ten hemel toe gesteigert,/ By Godt ontfing het loon, het welck heur d'aerde weigert./ Uit het latijn van J. Stem". (De werken van Vondel, volledige .. tekstuitgave .. bewerkt onder leiding van J.F.M. Sterck .. V, 1931, blz. 498, afgedrukt volgens de tekst van Vondels Poëzy 1650, blz. 182).
Joost Sybrandtsz. Buyck (Amsterdam 1505 - Leiden 1588) huwde vóór 1530 met Ballichje Occo. In 1532 werd hij schepen, in 1549 burgemeester van Amsterdam. De laatste functie bekleedde hij tot 18 maal toe en ook verder had hij veel invloed. Buyck was de laatste burgemeester van Amsterdam voor de alteratie op 26 mei 1578, toen hij met zijn mede magistraten uit de stad werd gezet. Tot het laatste toe had hij met kracht gepoogd de stad te verdedigen tegen de Hervorming en de afval van Philips II (MOLHUYSEN VI, kol. 244; Van der AA II, blz. 1547). Tevoren, in de jaren 1564 en 1565, hadden Amsterdam opposanten bij Philips II geklaagd over het machtsmonopolie en het nepotisme van de zeer kleine en gesloten groep aan de top, waar ook Buyck toe behoorde (ELIAS I, blz. XXXV).
In het laatste kwart van de 19de eeuw werd Buycks gedrag tijdens de opstand afgekeurd door de bekende historicus Ter Gouw, doch van Roomskatholieke zijde werd hij verdedigd als geloofsheld (MOLHUYSEN, loc. cit.). Het hierboven aangehaalde gedicht en Vondels vertaling ervan blijken zeer vroege voorbeelden van deze tweede benadering te zijn.
Er bestaat een 18de eeuwse prent naar het schilderij (of naar het voorbeeld ervoor) waarop de figuur, eveneens naar rechts gewend en buste, in een ovale omlijsting is weergegeven. Deze prent draagt het onderschrift:"Joost Buyck/ Burgemeester en Raad der Stad Amsterdam/ voor den Jaare 1578./ Joan Muller, na 't originele schildery te Amsterdam/ J. Houbraken sculpsit" (F. Muller, Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders .., Amsterdam 1853, nr. 850c, met vermelding van andere prenten waarop Buyck is afgebeeld). Volgens Moes werd deze prent gegraveerd naar een exemplaar van ons schilderij, dat zich in zijn tijd bevond bij Baron Van Heereman Zuydwyck op slot Surenberg bij Rheine (Moes, nr. 1391 1). Moes en De Vries vermelden nog andere examplaren van het schilderij, o.a. in Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam (niet vermeld gevonden in cat. 1962). Wescher en De Vries achtten alle exemplaren kopieën naar D. Barendsz (De Vries 1934; P. Wescher, Einzelbildnisse des Dirk Barends, in: Oud Holland 47, 1930, blz. 16). Judson vermeldt in zijn boek over Barendsz geen der exemplaren. ( Albert Blankert)