signatuur/datering linksonder: J.Pool f / 1699: J en P aaneen
schenking 1864-06-30
inv.nr. SA 3031
Twee gepruikte heren tot het middel afgebeeld. De linker houdt een opgespoten hart in de hand, de rechter een medisch instrument.
Origin
Waaggebouw, Nieuwmarkt, vanaf 1699; overgedragen aan de Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht, 1798; tot 1862 in 'de kamer van Hovius' in het Waaggebouw; samen met de andere schilderijen in 'de kamer van Hovius' verkocht aan Schouten, na toestemming van het gemeentebestuur; geëxposeerd in de Academie voor Beeldende Kunsten, Oudemanhuispoort, 1864; in juni 1864 samen met 14 andere van het chirurgijnsgilde afkomstige schilderijen, voor fl 6000,- van Schouten gekocht door een Commissie van Kunstliefhebbers, kunstenaars en geneeskundigen en door deze commissie aan de stad geschonken; geëxposeerd in het Athenaeum Illustre op het Singel en in het Paleis voor Volksvlijt, 1864; Athenaeum Illustre, 1864-1878; Amsterdamsch Museum, Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, 1876-1878; Academie voor Beeldende Kunsten, Oudemanhuispoort ca. 1877-1885; bruikleen aan Rijksmuseun, 1885-1925; aan het Rijksmuseum van de Geschiedenis van de Natuurwetenschap, Leiden, 1959-1975
J. Monnikhoff schrijft in 1746 dat de voorgestelden de overlieden C. Boekelman en J. Six zijn (Tilanus). Tilanus tekent daarbij aan dat C. Boekelman niet als anatoom of auteur bekend is, wel echter zijn vader of oudere broer A. Boekelman. Wellicht is dus deze laatste afgebeeld. Jan Six (geen lid van de bekende Amsterdamse regentenfamilie) werd in 1693 als chirurgijn in het gilde toegelaten. Hij was overman in de jaren 1696-1698 en 1700-1702. De band tussen de schilder Juriaen Pool en het Chirurgijnsgilde hangt stellig samen met het feit dat hij in 1695 huwde met de schilderes Rachel Ruysch, de dochter van de beroemde anatoom Frederick Ruysch (zie cat.nrs. 15 en 297).
Anna Maria Cetto omschrijft de voorstelling op cat.nr. 346 als volgt: "Boekelman demonstreert aan zijn jongere kollega een hart met de grote, ingespoten hartslagaders terwijl Jan Six met zijn rechter hand de "tubus" vasthoudt, waarmee men de injektie gaat verrichten". Voorts wijst zij er op dat het schilderij als dubbelportret een unicum vormt onder de Hollandse anatomiestukken. Zij verwijst ter vergelijking naar een in 1650 voor het Londense Chirurgijnsgilde geschilderd dubbelportret van de anatomen Charles Scarburgh en Edward Arris van de hand van een schilder Greenbury (Heidegger en Cetto, afb. 266). ( Albert Blankert)