Drie gepruikte heren om een kleine tafel, van wie de middelste met zijn rechterhand aan een schelkoord trekt en met zijn linker steunt op een boek, waarop vermeld staat: notulenboek.
Origin
Leprozenhuis; in 1860 overgebracht naar het stadhuis; Werkhuis.
In het tweede kwart van de achttiende eeuw was Jan Maurits Quinkhard de belangrijkste portretschilder van Amsterdam. Op dit portret groepeerde hij drie regenten van het Leprozenhuis rond een tafel met schrijfmateriaal en paperassen. De middelste van hen leunt op een Notulenboek. Quinkhard introduceerde een verhalend element door hem aan een schellenkoord te laten trekken, vermoedelijk om de binnenvader te ontbieden. ( Norbert Middelkoop)
Catalogue AHM 1975/'79
Opschrift op het rechtop staande boek op tafel: “Notulen Boek”. Zie ook onder het voorgaande nummer. Waarschijnlijk door Van Gool vermeld in 1751 (zie cat. nr. 359). Door Scheltema in 1864 slechts vermeld als: “een regentenstuk met drie beelden”. Door dezelfde auteur in 1879 echter beschreven als “Drie regenten van het Leprozenhuis... François Meerhout, Mr. Johannes Schultingh en Mr. Willem Jan van Middelum”. Dezen waren echter regent van het Leprozenhuis voor 1740, dus voor het schilderij ontstond. Kennelijk heeft Scheltema de gegevens over het stuk verwisseld met die over cat. nr. 595, een werk van anonieme hand. Dat eveneens drie regenten van het Leprozenhuis voorstelt en even groot is.
De middelste regent trekt aan het schellekoord, kennelijk om een functionaris van het huis te ontbieden (vgl. dezelfde handeling op cat.nr. 440).
Krielaart tekent aan: “In 1741 waren regent: Willem Pijll (regent 1711-42), Wolfert Drinkvelt (1713-46), Jan Frans de Famars (1735-45), Aäron Mozesz Noël (1740-48). De man links zal De Famars zijn, die in 1741 veertig jaar oud was. Noël kreeg in 1727 een zoon en kan dus in 1741 een veertiger zijn geweest: hij kan heel goed de man rechts zijn. Van de middelste figuur… moet worden aangenomen dat hij of Pijll of Drinkvelt is. Beiden waren reeds 26 jaar eerder geprotretteerd op Boonens ‘Regenten van het Leprozenhuis’van 1715 (zie cat. nr. 73).
Hier lijkt sprake te zijn van het ongebruikelijke verschijnsel dat een regent van een charitatieve instelling meer dan eens als zodanig wordt geprotretterd. ( Albert Blankert)