Terwijl het driemanschap Van Hogendorp, Van der Duijn van Massdam en Van Limburg Stirum te 's-Gravenhage bij het naderen der bondgenoten een omwenteling voorbereidden, werden zij op 15 november door een volksbeweging te Amsterdam verrast (...). De straten weergalmden van vrolijk gejuich en van het negentien jaar lang onderdrukte Oranje boven! Telkens aangroeiende scharen sierden zich met een oranje lint, rukten de adelaar en Franse wapenborden weg en vernielden deze. Dit kon alleen de moed niet koelen, zegt Van der Palm in zijn klassiek gedenkschrift. Er moest een vreugdevuur der vrijheid en een wraakvuur over de geleden onderdrukking gestookt worden, want het gemeen acht alles reeds gewonnen als het voor een ogenblik uit de band mag springen. Zo ging het aan het verbranden van de wachthuizen der douane, langs de ganse Buitenkant, dat de vlam flikkerde over het IJ, en men buiten af zich alles akeligs voorstelde, van 't geen Amsterdam in deze ogenblikken wedervoer. Dat aan de plundering en de brandstichting een eind kwam en anarchie voorkomen werd, was te danken aan A.R. Falck, de kapitein van de nationale garde. Diens moed, beleid en voortvarendheid hebben de Franse overheden tot afreizen, het volk tot bedaardheid en zeventien der aanzienlijkste burgers tot het aanvaarden van een voorlopig bestuur bewogen.
De Vos citeert uit: J.H. van der Palm, ‘Geschied- en redekundig gedenkschrift van Nederlands herstelling in den jare 1813’ (Amsterdam 1816). ( Dedalo G. Carasso)