Exhibition text
Na de sloop van het oude stadhuis werd de Dam een plein van formaat en een inspiratiebron voor veel schilders. Van der Heyden legt op dit schilderij niet alleen de nadruk op de grootte van het plein, maar ook op de aanbouw van de Nieuwe Kerk. Het is ochtend, de zonnewijzer van de Nieuwe Kerk wijst 9 uur aan. Van het Stadhuis en de Waag zijn links en rechts slechts de hoeken te zien. Ten opzichte van de werkelijke situatie is de Nieuwe Kerk een stuk naar rechts geschoven. Hierdoor is de basis van de nooit afgebouwde kerktoren zichtbaar.
Het is ochtend op de Dam. De zonnewijzer van de Nieuwe Kerk wijst 9 uur aan. De zon beschijnt vanuit een nog lage positie het pas voltooide stadhuis en de Nieuwe Kerk. De eerste handelsactiviteiten zijn al begonnen. Een man met een samengebonden pak op zijn rug loopt richting de Waag. Een paard trekt drie vaten voort, misschien gevuld met bier. Daarachter staan vier heren met elkaar te praten, waarschijnlijk kooplieden. De tulband van de linker en de fez op het hoofd van de rechter man laten zien dat de Dam ook toen al een multiculturele ontmoetingsplaats was.
Van der Heyden voelde zich niet bezwaard de feitelijke topografie van de Dam ten behoeve van zijn compositie naar zijn hand te zetten. De Nieuwe Kerk is ten opzichte van zijn werkelijke positie flink naar rechts verplaatst. De nagenoeg ongestoorde blik op de kerk gaat ten koste van het Nieuwe Stadhuis en de Waag, waar maar kleine stukken van te zien zijn. De aanzet van de nooit voltooide Nieuwe Kerkstoren, normaal vanuit deze hoek achter het Stadhuis verborgen, is nu zichtbaar. In 1646 was men begonnen met de bouw van deze toren bij de Nieuwe Kerk, maar tijdens de Eerste Engelse Oorlog (1652-’54) werd het werk al weer stil gelegd. Het houten dak dat kort daarna op de torenvoet werd gebouwd is op het schilderij goed te zien. In 1783 werd het grootste deel van de voet gesloopt. Een klein stuk van het basement is tot op de dag van vandaag nog te zien. ( Tom van der Molen)
Catalogue text
Door de verplaatsing van de rooilijn na de sloop van het oude stadhuis was de Dam aanzienlijk vergroot en bood het nieuwe mogelijkheden voor stadsgezichten. Van der Heyden heeft de Dam in Amsterdam enkele malen geschilderd. Op deze voorstelling is het ochtend; de zonnewijzer van de Nieuwe Kerk wijst 9 uur aan. Van het Stadhuis en de Waag zijn links en rechts slechts de hoeken te zien, juist genoeg om de voorstelling te lokaliseren. Bijna is men geneigd om de lege ruimte tussen de twee gebouwen als Van der Heydens hoofdmotief te beschouwen, als niet de aandacht was getrokken door de Nieuwe Kerk, die ten opzichte van de werkelijkheid een flink stuk naar rechts is geschoven. Hierdoor is de voet van de geprojecteerde maar nooit gebouwde kerktoren zichtbaar, evenals de bebouwing aan de Donkere Sluis op de achtergrond.
Van der Heyden heeft zich uitgeleefd in een geraffineerd spel van licht en ruimte. Het transept van de Nieuwe Kerk trekt een diagonale schaduw over het dak van het middenschip en de Waag werpt zijn driehoekige schaduw op de benedenverdieping van Stadhuis. De nadrukkelijke schaduw op de voorgrond suggereert alsof de toeschouwer zich naast het Huis onder ’t Zeil bevindt, aan de oostzijde van de Dam. De uitgekiende plaatsing van de stoffage, van oudsher toegeschreven aan Adriaen van de Velde, draagt in sterke mate bij aan de enorme ruimtewerking in de voorstelling. De jongen met de hoepel lijkt regelrecht uit beeld te rennen, gevolgd door zijn hondje. Links zijn twee heren in gesprek, terwijl een jongeman op gepaste afstand staat. Hun schaduwen vallen gedeeltelijk buiten de beeldgrens. De beide details vergroten de ruimte die ervaren wordt tot voorbij de rand van het schilderij. Andere leiden onze blik juist de voorstelling in, zoals de sleepkar met tonnen, die evenals de bepakte man rechts op weg is naar de Waag. Uit onderzoek verricht bij de restauratie van het paneel in 1999 is vastgesteld dat de stoffage over de reeds voltooide achtergrond is geschilderd. Dit wijst op een werkmethode waarbij Van der Heyden de compositie topografisch geheel had uitgewerkt alvorens Van de Velde de figuren toevoegde.
Een zeer gelijkende versie van het uitzicht bevindt zich in het Kunstmuseum te Bazel. Dit schilderij is van gelijke breedte maar 25 cm minder hoog. Hoewel er grote verschillen zijn in de stoffage - die deels door een minder bekwame hand is toegevoegd - en de wolkenlucht, is de schaal binnen de voorstelling exact gelijk, waardoor mag worden aangenomen dat de beide versies op eenzelfde lijntekening teruggaan. De twee versies zullen hoe dan ook dateren van vóór 1673-’74, toen de zuidingang van de Nieuwe Kerk, die bij de vergroting van de Dam aan het plein was komen te liggen, een verbouwing onderging; de drie afzonderlijke kapconstructies, zoals te zien bij Van der Heyden, werden toen samengetrokken tot één gemeenschappelijke kap. Een belangrijk verschil is dat er op de Bazelse versie direct naast het stadhuis een lantaarnpaal is te zien, die ontbreekt op het hier besproken paneel. Straatverlichting door middel van lantaarns werd, dankzij Van der Heydens uitvinding en organisatie, vanaf 1669 in Amsterdam gerealiseerd. Het Bazelse schilderij dateert waarschijnlijk van na de invoering ervan en de Amsterdamse versie zal er hoe dan ook aan vooraf zijn gegaan.
Beide versies tonen de voet van de Nieuwe Kerkstoren met het houten dak dat er kort na het stilleggen van de bouw in 1653 op was geplaatst. Pas nadat definitief werd afgezien van voltooiing, is het houten dak na 1673 vervangen door een ijzeren leuning, zoals door Van der Heyden zelf afgebeeld in een van de tekeningen bestemd voor het brandspuitenboek. Met de bouw van de toren was begonnen in 1646, twee jaar vóór de eerstesteenlegging van het Stadhuis. Nadat de hier zichtbare onderste zone was voltooid kwam de bouw spoedig stil te liggen, mogelijk als gevolg van de economische crisis tijdens de Eerste Engelse Zeeoorlog en de prioriteit die aan de stadhuisbouw werd gekoppeld. In 1783 zou het grootste gedeelte van de torenvoet gesloopt.
Ook zonder de ‘onvolmaakte toren’ is tot op de dag van vandaag vast te stellen dat het hier geboden uitzicht op de Nieuwe Kerk vanaf geen enkele positie op de Dam mogelijk is. Het is een van de redenen om het Amsterdamse schilderij voorzichtig in verband te brengen met het torenproject. Van der Heyden schilderde dit topografisch gemanipuleerde uitzicht voordat het project definitief werd afgeblazen. Verder ontbreekt bovenop de torenvoet de balgkamer van het orgel in de kerk. Zowel de opgeschoven Nieuwe Kerk, de ontbrekende balgkamer, als het opvallende formaat - een derde hoger dan de andere versie – hadden genoeg ruimte geboden om de kerktoren alsnog bij te schilderen, mocht hervatting van het bouwproject daartoe ooit aanleiding hebben zullen geven.
Een schilderij, ‘het afbeeltsel van de Nieuwe Kerck met een gedeelte van de Waegh, aen de eene en een gedeelte van het Stadthuys aen de andere zyde’, is steeds in bezit van de schilder gebleven. Zowel in het testament van Van der Heyden uit 1692 als in de boedelinventaris van diens weduwe uit 1712 wordt dat schilderij, waarvan overigens allerminst zeker is of het identiek is aan het Amsterdamse of het Bazelse Damgezicht, bestemd voor dochter Sara. ( Norbert Middelkoop)
Exhibition text
Dit Damgezicht geldt als een van de belangrijkste werken van Jan van der Heyden. Het lijkt alsof de kunstenaar vooral geïnteresseerd was in de open ruimte, die door hem zorgvuldig is gemanipuleerd. Het is ochtend - de zonnewijzer van de Nieuwe Kerk wijst 9 uur aan. Van het Stadhuis en de Waag zijn links en rechts slechts de hoeken te zien. Ten opzichte van de werkelijkheid is de Nieuwe Kerk een stuk naar rechts geschoven. Hierdoor is de voet van de geprojecteerde maar nooit gebouwde kerktoren zichtbaar. Met de bouw ervan was begonnen in 1646, twee jaar vóór de eerstesteenlegging van het Stadhuis. De bouw kwam echter spoedig stil te liggen, mogelijk als gevolg van de economische crisis en de prioriteit die aan de stadhuisbouw werd gekoppeld. In 1783 werd het grootste gedeelte van de torenvoet gesloopt. ( Norbert Middelkoop)
Exhibition text
Gezicht op de Nieuwe Kerk, links een vleugel van het stadhuis, rechts is nog juist de Waag zichtbaar. De figuren zijn mogelijk geschilderd door Adriaen van de Velde. Een dergelijke samenwerking was in de 17e eeuw niet ongebruikelijk.
Jan van der Heyden, afkomstig uit Gorcum, kwam met zijn familie in 1650 in Amsterdam wonen. Op technisch gebied was hij een zeer vernuftig man. Hij heeft de straatlantaarn uitgevonden, de stadsverlichting ontworpen en de brandspuit verbeterd. Het schilderen was niet zijn voornaamste bezigheid maar zijn fraaie en technisch verbluffend knappe stadsgezichten hebben tot in de 19e eeuw veel navolging ondervonden.
Exhibition text
Dit uitzicht op de Dam valt op door de nadruk op de open ruimte. Het Stadhuis is slechts gedeeltelijk te zien (links), de Waag eveneens. De Nieuwe Kerk is ten opzichte van de werkelijkheid te ver naar rechts weergegeven, zodat de onderbouw van de onvoltooide toren goed te zien is. De ruimtelijkheid van het plein wordt benadrukt door de heldere belichting en de vele figuurtjes die de grens van licht en schaduw markeren. Waarschijnlijk zijn ze ingeschilderd door Adriaen van de Velde (1636-1672), die vaker voor Van der Heijden heeft gewerkt.
Jan van der Heijden was behalve schilder ook uitvinder. In 1668 ontwierp hij een systeem van straatverlichtig door middel van olielampen, waarmee de stad 's avonds kon worden verlicht. Ook ontwikkelde hij in 1672 de eerste slangbrandspuit, die bij de bestrijding van branden water uit de grachten kon pompen en tot grote hoogten opspuiten.
Exhibition text
Het is nog stil op de Amsterdamse Dam. De zonnewijzer van de Nieuwe Kerk wijst negen uur aan. Licht en schaduwen vallen op de kerk en het pas voltooide Stadhuis. Een man sjouwt een vracht naar de Waag, het gebouw rechts. Het groepje mannen in het midden, van wie er één een tulband draagt en een ander een fez, benadrukt de internationale allure van het plein.