Exhibition text
De 21 schutters van Rot B zijn in drie rijen boven elkaar geportretteerd. Ze zijn voorzien van attributen die verwijzen naar de organisatie waartoe het rot behoorde, het gilde der voetboogschutters. Op de achtergrond is een landschap met ruïnes afgebeeld. Daarin is te zien hoe Sint Joris, de patroonheilige van de voetboogschutters, de draak verslaat.
Vanaf 1522 waren er in Amsterdam drie schuttersgilden. Deze gilden telden elk ongeveer 200 schutters, verdeeld over twaalf rotten, elk met een eigen letter. In de 16de eeuw gingen de gilden over op het gebruik van vuurwapens. Daarnaast bleven zij herkenbaar aan hun oude symbolen. Het Sint Jorisgilde hanteerde oorspronkelijk de voetboog als wapen, een boog die met de voet werd gespannen. Op dit groepsportret houden de anonieme schutters een kruisboog en een ongewoon grote kruisboogbout vast. Deze attributen zijn bedoeld ter herkenning en representatie. ( Norbert Middelkoop)
Catalogue AHM 1975/'79
Rechts boven de letter B van het rot; op een briefje in de hand van een der schutters de woorden Synse also (facsimiles in cat. Rijksmuseum). Deze woorden zijn vermoedelijk het begin van een lied, zoals Moes als eerste opmerkte (Riegl).
In het romaniserende landschap op de achtergrond St. Joris, de beschermheilige van de Voetboogschutters. In het handschrift van Schaep uit 1653 wordt het schilderij beschreven in kamer nr. 4: "15. A0 1559. lbidem, een oud stuck van Ao 1559, get. B." (SCHELTEMA VII, 1885, blz. 133).
In de 18de eeuw bevond het paneel zich in het stadhuis, waar (als onze identificatie juist is) Van Dyk het zag in het portaal voor de Kleine Krijgsraadkamer: "No. 8. Boven de Deur des ingangs van dit Portaal, hangt een Stuk met een en twintig Schutters van St. Joris Doelen, 't is gemerkt 15 B 55. meede van Dierik Jecobsz, wear by merkwaardig is, dat in het verschiet niet alleen een Bergachtig Landschap met oude Ruinen zich vertoont, maar in het zelve een St. Joris te Paart, vbchtende tegens een Draak, wear achter een Vrouwtjen met een Lammetje by zich, welke Beelden als natuurlyk Geschildert voortkomende, mogelyk getrokken uit de Legende van dien Heilig, of daar geplaatst als een Zinnebeeld, am te betekenen dat deeze Schutters hun oogmerk was, de verdrukten en onnozelen te beschermen". Daar Van Dyk het jaartal onjuist opgeeft en er bovendien geen vrouw met een lammetje op het schilderij te vinden is, is het mogelijk dat hij een ander paneel op het oog had. In dat geval is het onderhavige stuk niet door Van Dyk opgenomen, en is zijn nr. 8 verloren gegaan.
De toeschrijving aan D. Jacobsz werd gehandhaafd door Scheltema (1864, 1879), die als eerste van de negentiende eeuwse auteurs dit schilderij identificeerde met Van Dyks nr. 8, en door Six (1895, 1903), terwlijl Bredius oak aan Cornelis Teunisz dacht (zle Six 1903). In later jaren ging men er toe over het paneel toe te schrijven aan een anoniem meester in de omgeving van Dirk Jaccbsz. Verschillende auteurs hebben getracht andere schuttersstukken uit de jaren 1550 in verband te brengen met het hier besproken schilderil. Zo meende Riegl dat het stuk van 1557 (cat.nr. 112) van dezelfde hand was. L. Münz, die de noten verzorgde voor de tweede uitgave van Riegls "Holländische Gruppenporträt", combineerde het met schutters van 1554 (cat.nr. 605), 1556 (cat.nr. 604) en 1557 (cat.nr. 112) (Riegl). De Vries (1934) beschouwde ons stuk van 1559 samen met die van 1556 en 1557 als een groep, waarvan hij vermoedde dat zij in het atelier van Dirk Jacobsz ontstaan was, terwijl Hoogewerff van mening was dat de panelen van 1556 en 1559 van één hand waren, misschien van Allaert Claesz (zie over Alleert Claesz cat.nr. 94). Six had al eerder getracht am het doelenstuk van 1534 aan daze meester toe te wijzen (SIX 1695, blz. 106); Hoogewerff wees Six' attributie af, maer zag in de bruinige, diepe toon van de schuttersstukken van 1556 en 1559 de eerste grondslag voor het palet van Pieter Aerts. Philippot nam Münz' idea over (zie boven) en doopte de anonieme schilder de "Meester van het Antwerpse Familieportret", naar het 1559 gedateerde familieportret in het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Gezien de vrij slechte staat waarin de meeste van de schuttersstukken uit de jaren 1550 verkeren en hat geringe aantal waarvan de maker zeker is, lijkt mij een definitief oordeel in dezen onmogelijk. ( Rob Ruurs)