Tegen een grijs-groen landschap staan en zitten de figuren. De kleuren zijn gedempt gehouden, hoofdzakelijk geel, groen, rose/wit, rood en bruin.
Origin
Verzameling G. Sadolin (opgave cat. Koetser 1966); ksth. Brian Koetser, Londen, advertentie met kleurafb., in: Burlington Magazine, maart 1966, blz. LXXIII; tent. Brian Koetser Gallery, maart/juni 1966, cat.nr. 39, als voorstellend: de Bergrede, met kleurafb. (in andere tinten) op blz. 79; verz. F.C. Butôt, Amsterdam; aangekocht via ksth. Wagener en De Beer, Amsterdam, 1970
De in 1970 door het museum aangekochte Prediking van Johannes de Doper is de laatste van een aantal hernemingen van dit thema door Gerrit Pietersz. De voorstelling, waarin vooral de invloeden van de 16de-eeuwse Italiaanse schilderkunst zich doen gelden, is met zorg opgebouwd. Het groepje met de moeder met kind links leidt de scène in, samen met een aantal op de rug geziene figuren aan de rechterkant. Door de afwisseling tussen beschaduwde en lichtere partijen en de interactie tussen de mensen wordt de blik als vanzelf gevoerd naar de Johannesprediking. De schilder weet te suggereren dat ook achter de heilige zich nog tal van mensen ophouden. ( Norbert Middelkoop)
Catalogue AHM 1975/'79
Dit in de kunsthistorische literatuur onbekende schilderij is zeer uitzonderlijk van stijl. Enerzijds sluit de compositie direkt aan op het werk van Sprangernavolgers ("manieristen") als Swelincks leermeester Cornelis van Haarlem. Anderzijds is de typering en tekening der figuren al duidelijk beïnvloed door de Amsterdamse Elsheimer-navolgers (ook wel "prae-Rembrandtisten" genoemd), van wie de belangrijkste: Swelincks leerling Pieter Lastman, na een Italiaanse reis zeker in 1607 in Amsterdam was teruggekeerd. Lastmans invloed en het jaartal 1606 zijn zo duidelijk dat ons schilderij m.i. een sterke aanwijzing vormt dat Lastman reeds in 1606 weer in Amsterdam terug was.
Een Johannes de Doper die qua type en aankleding zeer gelijkt op de hoofdpersoon op ons paneel komt, als alleenstaande figuur, voor op het buitenluik van een door Bauch aan Swelinck toegeschreven triptiek in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht (cat. 1948, blz. 128; K. Bauch, in: Oud-Holland 55, 1938, blz. 261, afb. 8, vgl. over deze figuur blz. 263). Deze gelijkenis bevestigt m.i. Bauchs toeschrijving.
Een ets van Swelinck, eveneens de 'Prediking van Johannes de Doper' voorstellend, komt ook in algehele opzet en allerlei details met ons schilderij overeen (Bauch, op. cit., afb. 2). De zogende vrouw links ontbreekt op de ets, doch komt wel voor op een er direct mee samenhangende (voor)tekening (Bauch, op.cit., afb. 2). De ets, die 1593 gedateerd is en dus 13 jaar eerder ontstond dan ons schilderij, is veel "manieristischer" van lijnvoering. ( Albert Blankert)