nummer verso, links onderaan: N° 60
verzamelaarsmerk verso: R.P. Goldschmidt en C. Hofstede de Groot
: Lugt 2926 en Lugt 561
aankoop 1936-09-17
inv.nr. TA 18179 in depot
Origin
Veiling Goldschmidt 1917, p. 8, nr. 41: '2 Blatt: Figurstudien. A) Auf der Erde sitzender Mann in Zwie Stellungen (...) Sepia (Feber und Pinsel). 9,8 : 14, 8' (f 310,- , aan Hofstede de Groot); Veiling Hofstede de Groot 1931, p. 5, nr. 22: ' Zwei im Grase sitzende Herren mit Büchern, der eine lesend, der andere aufblickend, von vorn (...) 97 : 148. Feber und Pinsel in Bisschoptinte (...) Herkunft : Sammlung R.P. Goldschmidt (Frankfurt 1917), Das zweite Bl. ausgestellt im Haag 1930, III, 15' Aankoop 1936 (jaarverslag 1936, p. 16)
De uitvoering in snelle wassingen met penseel is typerend voor de tekenstijl van De Bisschop in de periode na 1660. In deze periode maakte hij voornamelijk gebruik van gedurfde en forse wassingen in zijn werken. Deze tekening kan daarom op stilistische gronden gedateerd worden in tussen 1660 en het sterfjaar van De Bisschop. In eerdere literatuur wordt over deze tekening gesproken als twee studies van één figuur. Daar lijkt echter geen sprake van te zijn, aangezien de twee figuren verschillend gekleed zijn. De man links draagt een breedgerande hoed, de man rechts heeft een hoed met een opstaande rand. Beide figuren hebben ook een andere kraag: links is een lange kraag te zien en rechts is duidelijke een korte kraag te zichtbaar. Ook zijn er bij beide mannen verschillende tekenmaterialen te zien. De links zittende man lijkt op een los vel te werken, terwijl de ander in een boekje van oblong-formaat tekent.
Jan de Bisschop tekende deze scene hoogstwaarschijnlijk tijdens een tekensessie met andere tekenaars. Het genre van tekenende tekenaars lijkt ook een terugkerend thema te zijn, dit soort taferelen komen in het oeuvre van De Bisschop en in zijn directe kring namelijk vaker voor. De vraag die gesteld kan worden is dan ook welk doel deze tekening diende. Het is mogelijk dat deze tekening gemaakt is ter beoefening van de tekenkunst, eventueel met het idee deze te gebruiken als voorstudie voor andere (meer uitgewerkte) tekeningen. Het is ook mogelijk dat we hier een manier van tijdverdrijf zien, gemaakt op een moment dat De Bisschop niets te doen had terwijl zijn collega’s nog niet klaar waren met het tekenen van het eigenlijke onderwerp. De schetsmatige en vluchtige afwerking van de achtergrond van de tekening zouden op dit laatste kunnen duiden. Het feit dat de tekening bewaard is gebleven spreekt echter voor de eerste optie. Al zou het natuurlijk ook zeer goed mogelijk zijn dat we hier een combinatie van beiden zien. Iedere tekening, met of zonder duidelijk doel, versterkt immers de vaardigheid van het tekenen. ( Mike Hermsen)