Poppenkamer met diverse handgemaakte meubeltjes: vier stoeltjes, een tafel en een piano. Vier poppen (30 cm groot), gekleed in rood-zwarte burgerwezenkleding, met witte schouderdoeken en mutsjes. Zie afzonderlijke subnummers.
Bij een loterij in het Burgerweeshuis rond 1932, won mevrouw Box-Sluijter (1885- onbekend) deze poppenkamer. De jaarlijkse loterij werd vermoedelijk georganiseerd om bij te dragen aan de kas van het Burgerweeshuis. Deze poppenkamer is waarschijnlijk gemaakt door de wezen zelf. De poppen hebben het uniform aan dat tot 1919 verplicht werd gedragen door de kinderen. Wellicht is ook het interieur van de kamer geïnspireerd op het interieur van een of meerdere vertrekken van het Burgerweeshuis.
U staat hier in het pand van het vroegere Burgerweeshuis (1520-1959), om precies te zijn in de voormalige ‘grote meisjes eetzaal’. In het weeshuis woonden meestal zo’n 500, en in jaren met grote epidemieën, zoals die van pest en cholera, soms wel ruim 900 wezen. De jongens en meisjes leefden gescheiden van elkaar. Ze gingen hier naar school of leerden een vak. Het Burgerweeshuis was uitsluitend toegankelijk voor officieel als poorter ingeschreven burgers van Amsterdam. Het Burgerweeshuis had ruime inkomsten uit landerijen, belastingen, loterijen, collecten en de Stadsschouwburg. ( Jacqueline Grandjean)