Dit is een van de drie bewaard gebleven paskamers afkomstig uit de Amsterdamse vestiging van de kleermakerij Gebroeders Domhoff aan de Herengracht 414.
In 1919 kreeg de architect Anthonie Pieter Smits (1881-1957) de opdracht om het pand te verbouwen. Smits was als architect en meubelvormgever geen vernieuwer, maar ook geen karakterloze navolger. Op de bel-etage ontwierp Smits een smal winkelinterieur met onder meer een ontvangstgedeelte, een lange tafel waar stoffen op uitgelegd konden worden en drie ruime paskamers. De wanden, betimmeringen, bijpassende kasten en spiegels zijn uitgevoerd in mahoniehout en het meubilair in mahonie/cormandelhout. Het winkelinterieur is omstreeks 1920-1921 opgeleverd. ( Annemarie den Dekker)
In grote modehuizen zoals Hirsch & Cie en Maison de Bonneterie werd nauwelijks herenkleding verkocht. Welgestelde heren lieten zich het kostuum aanmeten bij kleermakerijen, waarvan er tot in het begin van de twintigste eeuw wel twintig op de Herengracht en in de Leidsestraat waren gevestigd. Een van de grootste kleermakerijen was die van de gebroeders Johannes Hendricus en Gijs Domhoff.
Het Haagse bedrijf Domhoff had vanaf omstreeks 1896 een vestiging in Amsterdam aan de Herengracht 422. Na de Eerste Wereldoorlog werd een groter pand aan de Herengracht 414 gekocht. Op de beletage kwam een winkelinterieur met paskamers in de stijl van de Amsterdamse School. Er werkten meer dan 150 man, waaronder meester-coupeurs, assistent-coupeurs, kleermakers, atelierwerkers en thuiswerkers. De kostuums werden nagenoeg geheel met de hand vervaardigd: voor een 3-delig pak was gemiddeld 76 uur nodig. In de jaren zestig werden maatpakken, in vergelijking tot confectiekleding, voor vele potentiële klanten vrijwel onbetaalbaar. In 1965 is het bedrijf verkocht. Het wordt vanuit Haarlem voortgezet onder de naam Domhoff Travelling Tailors. ( Annemarie den Dekker)