stadskeur bovenzijde voet onder schacht: stadskeur Amsterdam met stadswapen Amsterdam
gehalteteken bovenzijde voet onder schacht: Hollandse leeuw
jaarletter bovenzijde voet onder schacht: F: jaarletter F
: jaarletter F=1765
meesterteken? bovenzijde voet onder schacht: NDI: meesterteken met letters N D I in gelobd veld
: bron: Voet 1912, nr. 510- toegeschreven aan Nicolaas de Jager; Citroen 1975, nr. 701; De Lorm 2001, p. 499-500/meesterteken NDI toegeschreven aan Nicolaas van Diemen (ca.1712 [1752] -voor 1789)
opschrift voet: I.H.S./: Christusmonogram: I.H.S.
opschrift voet: I.S./: Christusmonogram: I.S.
opschrift voet: MAR/: Mariamonogram: MAR als spiegelmonogram
toetssteek bovenzijde voetstuk (2x)
: KA 12833.2
aankoop 1965-06-25
inv.nr. KA 12833.2 in depot
Driezijdige kandelaar, gedeeltelijk geruwd. Hoge voet, opgebouwd uit asymmetrische schuimmotieven en C-voluten, de onderzijde uitlopend in drie poten. Zijden voet met drie cartouches waarin respectievelijk het Christusmonogram: I.H.S./ met kruis en nagels, het Christusmonogram: I.S./ en in spiegelmonogram het Mariamonogram: MAR/. Stam met getordeerde C- en S-voluten, het midden met rocaillevormige nodus. Ronde kaarsenhouder met geschulpte rand. Vlakke vetvanger met kaarsenpin.
Origin
Parochiekerk van de H. Pancratius, Sloten; kunsthandel Premsela & Hamburger, Amsterdam, 1965
Deze kandelaars zijn een sculpturale variant op het standaardmodel kerkkandelaar zoals dat sedert de zeventiende eeuw gebruikelijk was (cat.nrs. KA 16766, KB 1708). De verschillende onderdelen waaruit een dergelijk type kandelaar is opgebouwd zijn hier als zodanig nauwelijks meer herkenbaar. De maker heeft het object opgevat als één asymmetrische compositie, opgebouwd uit C-voluten, rotsvormen en schuimmotieven. Ook de medaillons in de grillig gevormde voetstukken zijn in de rococo-stijl uitgevoerd.
Nicolaas van Diemen heeft met deze knoestig ogende kandelaars zeer oorspronkelijk zilverwerk geleverd. In 1760 vervaardigde hij in eenzelfde forse stijl een kerklezenaar voor de parochiekerk van de H. Catharina (De Lorm 2001~2, p. 135-136 nr. 75). ( Bert Vreeken)