Korsetlijfje van wit katoen. Langs mouwen en hals afgezet met kloskant. Langs de hals een doorgetrokken lint met aan de voorzijde een tweede lint.. Het lijfje heeft vier naden. Het voorpand is voorzien van drie tunnels, uitlopend in een punt met aangezet strookje. Op het voorpand konden drie baleinen worden geplaatst. Deze kon men eruit halen om het onderlijfje te wassen. De punt middenvoor werd zo laag mogelijk vastgespeld aan het korset.
Sluiting middenachter middels een knoop bij de hals en twee striklinten in de taille. De achterzijde sluit schuin en strak over elkaar met de striklinten aan de onderzijde.
Linksvoor is een monogram geborduurd: 'A.S.'
Een korsetlijfje werd over het korset gedragen. Vanwege de baleinen werd deze vermoedelijk ook gedragen als bustehouder. Het korsetlijfje is niet gewassen en vermoedelijk nooit gedragen.
Volgens een krantenbericht uit Het nieuws van den dag : kleine courant opende de firma Philippona Ketelaar op 5 november 1886 de deuren van hun nieuwe magazijn in de Kalverstraat No. 166. Het Modehuis was gespecialiseerd in het vervaardigen van lingerie en het leveren van ‘uitzetten’ en ‘luiermandsgoed’ . In het nieuwe filiaal zouden zij een ruim assortiment aan ‘Fransche linnengoederen’ presenteren. In een afzonderlijke salon konden dames in alle rust hun bestellingen doen. Dat de zaken goed gaan blijkt uit een latere krantenadvertentie voor nieuwe werknemers in 1890: “Gevraagd eene bekwame MODISTE en fijne LINGERIEWERKSTERS bij PHILIPPONA KETELAAR, Kalverstr. 166”.
Mevrouw A. Schaap, woonachtig aan de Keizersgracht 637 in Amsterdam, kocht in 1913 haar uitzet bij Modehuis Philippona Ketelaar. De omvangrijke uitzet bestond onder andere uit bijpassende setjes witgoed. In de collectie van het Amsterdam Museum bevinden zich twee sets, waarvan één ensemble bestaat uit een korsetlijfje, hemd, onderbroek en nachtjapon. Het andere ensemble omvat een hemd, onderbroek en nachtjapon. Alle onder- en nachtkleding is gemaakt van wit katoen versierd met kant en lint. Aan de voorzijde is een monogram geborduurd: 'A.S.'. Ook de bijbehorende rekening, gedateerd februari 1913, is bewaard gebleven.
Het korsetlijfje is gemaakt van wit katoen. De mouwen en hals zijn versierd met kant en doorgetrokken linten. Het voorpand is voorzien van drie tunnels, waarin drie baleinen konden worden geplaatst. Vrouwen haalden deze eruit wanneer ze het korsetlijfje wilden gaan wassen. Om het korsetlijfje op zijn plek te houden, spelde de draagster de punt middenvoor zo laag mogelijk vast aan het korset. Een korsetlijfje werd normaliter over een korset gedragen. Vanwege de baleinen werd dit lijfje waarschijnlijk ook gedragen als onderlijfje of bustehouder. Het korsetlijfje is niet gewassen en vermoedelijk nooit gedragen. ( Judith van Amelsvoort)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds