Op het gebied van damesconfectie was modehuis Gerzon een van de zaken waar dames uit de betere middenstand terecht konden. De kleding werd onder meer uit Duitsland geïmporteerd. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog stagneerde de import van dames- en kinderkleding. Gerzon besloot toen een eigen confectiefabriek te beginnen. Er werd op kleine schaal begonnen met het produceren van mantelpakjes. De fabriek was aanvankelijk gevestigd in een fietsenstalling in Rotterdam, maar er werkten al snel tachtig meisjes personeel. In 1920 werd de confectieafdeling verplaatst naar Amsterdam en, bij gebrek aan passende ruimte, gehuisvest in verschillende panden door de stad. In 1923 werd het hoofdgebouw van Gerzon aan het Singel geopend. De fabriek werd ondergebracht op de bovenste drie etages van het pand. ( Annemarie den Dekker)
In 1889 begonnen de gebroeders Lion en Eduard op de Nieuwendijk een winkeltje in gebreide en geweven goederen. Ook werden er kousen, handschoenen, korsetten, damesblouses, rokken en nouveautés verkocht. Drie jaar later verhuisden zij naar de Kalverstraat, waar zij in 1911 een chic filiaal voor “dames” openden. Het was de tijd waarin men nog onderscheid maakte tussen vrouwen en dames. De clientèle van Gerzon was met name afkomstig uit de gegoede middenstand en de hogere klasse. Naast damesconfectie werd er ook kinderkleding verkocht. Vooral met de afdelingen linnengoed en babyartikelen verwierf het modehuis bekendheid. Menigeen kocht haar uitzet – inclusief babykleding – bij Gerzon.
Gerzon liep niet voorop in de mode, maar de kwaliteit was duurzaam en de service goed.
Een bezoekje aan de luxe tea-room met een thé-complet maakte een bezoek aan Gerzon compleet. Om extra service aan de klanten te bieden, werd in 1924 op de derde etage een postkantoortje gevestigd, een unicum in Nederland. Gerzon beleefde gouden tijden. Aan de Singel verrees een imposant hoofdkantoor met een eigen fabriek en ateliers. In samenwerking met familieleden openden de gebroeders Gerzon filialen in overige steden. Voor Nederlanders in Indonesië bracht Gerzon een speciale catalogus uit. Het assortiment bevatte naast tropenkleding ook tafelzilver, sierraden en rookgerei. In de jaren dertig stichtte Gerzon zelfs filialen in Medan, Bandoeng, Soerabaja en Batavia. In de jaren vijftig werd Gerzon sterk gemoderniseerd. De winkel in de Kalverstraat bleef tot 1970 bestaan. ( Annemarie den Dekker)
Op 4 september 1889 begonnen de gebroeders Eduard (1862-1935) en Lion Gerzon (1867-1929) hun eerste eigen winkel op de Nieuwendijk in Amsterdam. Ze verkochten onder andere kousen, korsetten, rokken, blouses en andere nouveautés. Drie jaar later verhuisde Modehuis Gerzon naar de Kalverstraat waar zij een filiaal openden voor dames van de gegoede middenklasse. De Arnhemsche Courant publiceert in 1924 een verslag over de Uitbreiding Gerzon, waarbij het gehele nieuwe interieur tot in detail werd besproken. Na enige verontwaardiging over de lange wachttijd die de verbouwing kostte, is men niets dan lovend. Ook de lingerie heeft een nieuwe plek verworven: ‘Want het is niet alleen de etalage, die erbij gekomen is, boven zoowel als beneden is een geheel nieuwe vleugel ontstaan waar de artikelen zijn ondergebracht, die tot nu toe in een of anderen donkere hoek waren weggestopt, als b.v. lingerie, kinderkleeding. Vooral met de afdelingen linnengoed en babyartikelen verwierf het modehuis bekendheid.
Tijdens het interbellum bleef de vorm van de nachtjapon in essentie hetzelfde. De pyjama was echter nog steeds een nieuwigheid en kende vele vormen. Waar in de jaren twintig het jongensachtige figuur in de mode was, kreeg in de jaren dertig het vrouwelijke silhouet weer de voorkeur. De verleidelijke avondjaponnen werden geïmiteerd in de nachtjaponnen: met een lage halsuitsnijding, semi-transparante materialen en splitten. Maar ook de slanke lijn en uitwaaierende rokken zien we in de nachtkleding terug. De ietwat mannelijke pyjamabroeken, werden aan de onderzijde verwijd zodat als men stond het net een lange rok leek. Deze kenmerken zien we ook terug in de tweedelige pyjama van Gerzon. De top heeft aan de voor- en achterzijde een lage V-hals en op tailleniveau twee striklinten die op de rug gestrikt worden. De broek heeft een glad heupstuk, waaraan de lange pijpen met platte plooien zijn aangezet. De pijpen zijn onderaan verwijd door middel van driehoekige inzetjes, die versierd zijn met bloemmotieven (uitsparingen) op crèmekleurig tule. In deze periode had het ondergoed allerlei kleuren, maar wit werd opvallend weinig gebruikt. Materialen varieerden van kunstzijde en satijn, crêpe de Chine, shantung, met garneringen van crèmekleurige kant of Valenciennes kant. Zowel de onderjurk, onderbroek als de tweedelige pyjama zijn gemaakt van lichtroze kunstzijde met een ingeweven bloem- en bladmotief. Allen zijn versierd, weliswaar op verschillende plaatsen, met het identieke bloemmotief (uitsparing) op crèmekleurig tule. Ook de bijbehorende verpakking is bewaard gebleven; Een rechthoekige kledingdoos van bruin karton met op de deksel een opdruk in zwart: een wereldbol met daaronder 'G.G.' / 'Gerzon's MODEMAGAZIJNEN'. ( Judith van Amelsvoort)