Horloge aan chatelaine. Horloge met losse, scharnierende binnen- en buitenkast. Buitenkast met een gedreven voorstelling van Minerva en Apollo, huldeblijken in ontvangst nemend, binnen een symmetrische omranding van geaccoleerde voluten. Zijkant bak opengewerk met symmetrische bladvoluten en vier door S-voluten gevormde velden met putti en attributen op een geruwde ondergrond, de vier jaargetijden verbeeldend. Op tegenrand een dolfijn, een vogel, een draak en een haas, respectievelijk de vier elementen Water, Lucht, Vuur en Aarde verbeeldend. Gladde binnenkast, de zijkant opengewerkt met bloemranken. Glasrand met halfbol horlogeglas. Bovenzijde met pendant en beugel. Achterzijde met opening voor opwindas. Horloge met spillegang, ketting en snek. Hollandse kloof. Wit geëmailleerde wijzerplaat met gouden wijzers, bezet met respectievelijk twaalf en vijf roosgeslepen diamanten.
Herkomst
Verzameling W.J.R. Dreesmann, Amsterdam; veiling Fred. Muller, Amsterdam, 1960, nr. xx; verzameling C. Staal, Amsterdam; veiling Christie's, Genève, 13-5-1981, nr. 200; kunsthandel M. Hakim, Londen, 1985
Trefwoorden
254910
Catalogus zilver AHM 2003
Het verfijnd gedreven middenstuk van de buitenkast van dit horloge is het vroegst bekende werk van Philippe Métayer. Het is vervaardigd in 1726, het eerste jaar dat deze als goudsmid in Amsterdam werkzaam was. Het reliëf is los vervaardigd en vervolgens in de kastrand van Marcus Bellanger ingesoldeerd. Hiermee is het horloge een vroeg voorbeeld van de arbeidsdeling tussen een kastenmaker en een drijver, een samenwerking die in de achttiende eeuw in kringen van hugenootse goudsmeden in Amsterdam vaker voorkwam (De Lorm 2001, p. 377-380 nr. 262; Baarsen 2001, p. 108-109 nr. 36). Marcus Bellanger stamde uit een geslacht van goudsmeden, gespecialiseerd in de vervaardiging van gouden horlogekasten. Het Amsterdams Historisch Museum bezit een aan deze meester toegeschreven kast met een gedreven familiewapen uit 1723 (cat.nr. KA 14771). Zie voor een horloge met vergelijkbare voorstellingen van de vier elementen op de tegenrand: cat.nr. KA 3542.
Dit horloge, dat oorspronkelijk een vergulde wijzerplaat zal hebben gehad, is pas in de twintigste eeuw aan deze chatelaine bevestigd. Het accessoire komt - in tegenstelling tot het horloge - niet in de collectiecatalogus van W.J.R. Dreesmann uit 1951 voor. Vermoedelijk is het object tussen genoemd jaar en 1954 door hem verworven, aangezien beide objecten in 1956 als ensemble in Museum Willet-Holthuysen waren geëxposeerd, als bruikleen collectie Dreesmann. Sedertdien zijn horloge en chatelaine bij elkaar gebleven, ondanks het feit dat ze in de veiling Dreesmann (1960) als afzonderlijke lotnummers in de catalogus waren opgenomen. Wel heeft de nieuwe eigenaar daarna het bestaande cachet vervangen door het huidige driekantige exemplaar, dat in stijl niet bijpassend is.
Op de vroegst bekende foto van het ensemble in een tentoonstellingscatalogus van het Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum te Utrecht (1963) is het eerdere signet nog te zien. Zie voor wapen: Rolland/Rietstap 1967, dl 1, pl. CCCXIX, rij 1 nr. 3 (Bridé).