Parelmoer werd in de achttiende eeuw dikwijls voor deksels en bodems van zilveren dozen gebruikt. Men paste het materiaal, afkomstig van schelpen uit tropische wateren, toe in de vorm van zowel gladde, onversierde platen met gesneden reliëfvoorstellingen. In 1741 vervaardigde Louis Métayer een grote zilveren doos waarin hij twee, aan Cornelis Bellekin (werkz. ca. 1650-ca. 1700) toegeschreven parelmoeren plaques verwerkte (cat.nr. KA 14668). Zie voor twee snuifdozen met bijzondere parelmoeren deksels: Wttewaall 1994~2, p. 271 afb. 840, 842). Zie het commentaar bij cat.nr. KA 3805. ( Bert Vreeken)