De stadhouder werd als kapitein-generaal geschorst. Amsterdam onderscheidde zich daarna dankzij de burgemeesters Dedel, Beels en Rendorp door verzoenende en bedachtzame voorstellen in de Statenvergadering. Burgemeester Hooft steunde de patriotse partij en verklaarde dat hij bereid was zijn hoofd voor de burgerij te geven. Door hem gesteund boden honderd geüniformeerde officieren van de Vaderlandse Sociëteit onder aanvoering van kolonel Van Goudoever op 26 februari een petitie aan, waarin de terugroeping der Amsterdamse afgevaardigden uit Den Haag werd geëist. Hooft erkende de gegrondheid van die eis. Hij sprak het volk toe en werd onder de kreet Leve vader Hooft in triomf naar huis gebracht. Dedel en Beels konden door de verbolgen en dreigende volksmenigte niet meer van het stadhuis naar hun koetsen in de Kalverstraat komen. Een stedelijk beambte bood aan hen door een zijdeur onopgemerkt naar buiten te geleiden, maar Dedel antwoordde: Jongeman, gij zijt pas kort in dienst van de stad. Daarom vergeef ik u uw goede wil, want anders had gij moeten weten dat burgemeesteren van Amsterdam het stadhuis alleen maar door de voordeur verlaten. Dedel en Beels betraden daarop onverschrokken de Dam. Hun ontzagwekkende houding boezemde zoveel eerbied in dat menigeen onwillekeurig de hoed voor hen lichtte.
Niet door gevoelens van eerbied weerhouden, plunderde het volk tussen 20 en 30 mei de huizen van Dedel en Beels. ( Dedalo G. Carasso)