Veiling Jeronimo de Bosch, Amsterdam (Ph. van der Schley), 6 april 1812, nr. 20, aan Abraham de Vries voor M[elchior Kemper?]; boedelinventaris Joan Melchior Kemper, Leiden, 22 maart 1825; verworven van zijn weduwe Christina Catharina Kemper-de Vries gekocht door Adriaan van der Hoop door bemiddeling van haar broer, kunsthandelaar Jeronimo de Vries, 1833; legaat aan de Stad Amsterdam, 1854; Museum Van der Hoop, 1854-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885-1975
Deze kleinfigurige portretten, niet lang na elkaar vervaardigd, getuigen van de populariteit van de elegante stijl van portretteren die in de jaren 1670 in zwang kwam. Caspar Netscher en Nicolaes Maes behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming. Netscher was werkzaam in Den Haag, de stad waar aan het stadhouderlijk hof de invloed van de in 1641 overleden Anthonie van Dijck sterk werd gevoeld. Als een van de eersten vertaalde hij diens gedachtegoed naar het kleine formaat van het kabinetstuk, daarbij voortbouwend op de compositieschema’s van zijn leermeester Ter Borch. Netschers portretten waren geliefd bij de internationaal georiënteerde Haagse élite, waarvan ook Van Beuningen enige tijd deel uitmaakte. In 1673 was hij gedeputeerde van Holland en Westfriesland bij de Staten-Generaal in Den Haag geworden, hetgeen mogelijk de aanleiding vormde voor de opdracht aan de schilder. Hij had er toen al een fraaie politieke carrière opzitten, voorlopig bekroond met burgemeestersbenoemingen in 1669 en 1672. Twee jaar nadat Netscher het portret had vervaardigd, bestelde Van Beuningen een kopie van het werk. Op dat schilderij rust zijn linkerhand niet op een stoelleuning maar op een stenen bol.
Nicolaes Maes verruilde in de loop van de jaren zeventig zijn tamelijk robuuste penseelstreek in voor een veel zwieriger toets, die door het effect van nat-in-natschilderen de indruk wekt alsof het portret in één gelukkige sessie tot stand is gekomen. Typerend voor Maes’ productie is het nadrukkelijk contrapposto van zijn modellen en de grote aandacht voor de kostuums. In het portret van Cornelis Munter uit 1679 lijkt de kleding van de secretaris van de stad Amsterdam te bestaan uit losse verfstreken die tezamen een Japonse rok vormen. Munter is omringd door attributen die verwijzen naar zijn werkzaamheden op het Amsterdamse stadhuis, hier op de achtergrond weergegeven. De folianten en gezegelde documenten maken het schilderij onmiskenbaar tot een portret van iemand in functie. Niet zonder reden is het reliëf op de voorgrond ontleend aan Quellinus’ decoratie boven de ingang van de Secretarie in het voormalige stadhuis. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Coenraad van Beuningen (1622-1693), zoon van een koopman en reder, had rechten gestudeerd en bezat een grote belangstelling voor letteren en wijsbegeerte. Hij bekleedde vele politieke functies. Voor de Republiek was Van Beuningen ondermeer gezant in Zweden, Denemarken, Engeland en Frankrijk. In zijn eigen stad was hij vanaf 1660 Raad in de Vroedschap en diende hij zesmaal als burgemeester. In 1686 trad Van Beuningen in het huwelijk en trok zich terug uit het openbare leven. Gedurende de laatste jaren van zijn leven was hij geestesziek. Zijn monumentale woonhuis aan de Amstel bestaat nog steeds.
De portret- en figuurschilder Caspar Netscher was afkomstig uit Heidelberg en werkte vanaf 1662 in Den Haag. Zijn elegante portretten waren geliefd bij de internationaal georiënteerde Haagse élite, waarvan ook Van Beuningen enige jaren deel uitmaakte.
Catalogus AHM 1975/'79
Van Beuningen (1622-1693) was burgemeester van Amsterdam, staatsman en diplomaat. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Coenraad van Beuningen (1622-1693) maakte op jonge leeftijd carrière als stadsbestuurder en als diplomaat. Op dit portret is hij ongeveer 24 jaar oud.
Van Beuningen was zoon van een koopman en reder. Zoals veel toekomstige bestuurders studeerde hij rechten in Leiden.
In 1660 werd hij Raad in de Vroedschap. Hij bekleedde vele politieke functies, zo werd hij zes maal verkozen als burgemeester. Van Beuningen vertegenwoordigde als gezant Nederland in Zweden, Denemarken, Engeland en Frankrijk. In 1686 trad hij in het huwelijk en trok hij zich terug uit het openbare leven. Gedurende de laatste jaren van zijn leven was hij geestesziek; hij woonde toen opgesloten in zijn monumentale woonhuis aan de Amstel.