Volgens de laatste mode gekleed; het klinkt tegenwoordig zo vanzelfsprekend. Eeuwenlang echter kon alleen de elite het zich permitteren volgens de laatste mode gekleed te gaan. Parijs dicteerde het modebeeld. Als het even kon reisden de dames en heren daarheen om er hun garderobes te laten vervaardigen. Tot Parijs naar Amsterdam kwam.
Aan het einde van de negentiende eeuw openden in Amsterdam de eerste “modepaleizen”: grootschalige waren- en modezaken naar Frans voorbeeld. Zaken zoals Hirsch & Cie, Maison de Bonneterie, de Bijenkorf, Gerzon en Metz & Co werden beeldbepalende gebouwen voor de stad. De grote gebouwen met hun verlichte etalages imponeerden iedereen, maar tot halverwege de twintigste eeuw waren deze winkels slechts toegankelijk voor een select publiek.
Met de opkomst van de modehuizen ontstond een nieuw verschijnsel: “winkelen”. Slenteren langs winkels, etalages bekijken, winkel in, winkel uit, al dan niet met de bedoeling iets te kopen en tussendoor genieten van een drankje of hapje. Langzaam maar zeker ging echter een steeds groter wordende groep mensen van verschillende rangen en standen “uit winkelen”, een vorm van vrijetijdsbesteding die vandaag de dag niet meer valt weg te denken.
Deze tentoonstelling gaf een beeld van die Amsterdamse modehuizen. Hun ontstaan, de architectuur, de schitterende ambiance, de kleding, het personeel: het kwam allemaal aan bod. In de modehuizen werd nauwelijks herenkleding verkocht. Strikt besloten lieten heren zich op afspraak hun kostuums aanmeten bij de kleermakerij. De mode- en de warenhuizen bleven lange tijd het domein van dames. Zij zijn de klanten in Modepaleizen in Amsterdam. ( Annemarie den Dekker)