Joseph Mendes da Costa (1863-1939) maakt eind jaren ’20 een portret van de beroemde toneelschrijver Herman Heijermans, in een strakke expressionistische stijl. Het beeld oogst bewondering maar is ook herhaaldelijk mikpunt van vandalisme gedreven door antisemitische opvattingen. Na de oorlog restaureert Frank de Miranda, leerling van Mendes da Costa, het beeld. In 1964 wordt het herplaatst op het Leidsebosje. De gipsen mallen zijn gelukkig bewaard gebleven, want het beeld is helaas sindsdien nog meerdere malen beschadigd. ( Anneke van de Kieft)
Deze expressieve portretbuste is het laatst bekende werk van de Amsterdamse beeldhouwer Joseph Mendes da Costa (1863-1939). Mendes da Costa was een wegbereider van de Nederlandse Art Nouveau. Zijn beelden en ornamenten kenmerken zich door een sterk gebruik van lijnen en vlakken met een symbolische betekenis. Dit beeld, dat er gekomen is op particulier initiatief, is een portret van de joodse toneelschrijver Herman Heijermans (1864-1924). Heijermans is vooral bekend geworden met zijn toneelstuk Op hoop van zegen, dat op 24 december 1900 in première ging. Dit tragische stuk vertelt het verhaal van de arme vissersweduwe Kniertje uit Scheveningen, die haar man en zoons verloren heeft op zee. Het is in de jaren die volgden nog talloze malen uitgevoerd in de Amsterdamse Stadsschouwburg.
De buste staat op dit moment niet ver verwijderd van de Stadsschouwburg, in het Leidsebosje. Daar heeft het echter niet altijd gestaan. In 1929 werd de kop voor het eerst onthuld in het Vondelpark, waar het uitgroeide tot een mikpunt van antisemitisch vandalisme. Vooral de gebogen, ‘joodse’ neus moest het ontgelden. Zwaar beschadigd werd het in 1934 verwijderd, waarna Mendes da Costa de opdracht kreeg een nieuwe versie te vervaardigen. Een jaar later werd de tweede buste in het Leidsebosje onthuld, maar ook daar bleek het niet veilig. Na de zoveelste beschadiging werd het beeld in 1940 in de opslag weggezet.
Pas na de oorlog kreeg Mendes da Costa's leerling Frank de Miranda (1913-1986) de opdracht het beeld te restaureren. Dit lukte, in samenwerking met de Amsterdamse steenhouwersfirma Tetterode. In 1964 volgde herplaatsing in het Leidsebosje. In 1984, 1993 en 2007 werd de neus er nogmaals afgeslagen, maar elke keer was herstel weer mogelijk, omdat de mallen al die tijd in het bedrijfsarchief van Tetterode bewaard bleven. In 2012 zijn ze door de laatste dames Van Tetterode aan het Amsterdam Museum geschonken. ( Sarah Remmerts de Vries)