Bellekin graveerde beide schelpen, die later door Métayer tot één pronkstuk werden samengesteld. Op de bovenzijde van de doos is de redding van Andromeda door Perseus weergegeven. ( Laura van Hasselt)

Blijkens twee dozen uit 1741, waaronder dit exemplaar, was de Amsterdamse goudsmid Louis Métayer ook in zilver werkzaam (Citroen/Van Erpers Royaards/Verbeek 1984, p. 119 nr. 125). Hij werkte veelal samen met zijn broer Philippe, die specialist was in gedreven versieringen (De Lorm 2001~2, p. 376-380 nr. 262). Bij deze doos bestaat de decoratie uit twee kunstig bewerkte schelpen, vervaardigd door de befaamde parelmoersnijder Cornelis Bellekin (werkzaam Amsterdam, ca. 1650-ca. 1700) (Van Seters 1958, p. 173-237). In 1741 monteerde Métayer de oudere schelpen als bodem en deksel in deze gladde doos.
Werk van Bellekin was zeer gezocht bij achttiende-eeuwse verzamelaars van naturalia en artificialia, in het bijzonder mythologische voorstellingen als de hier getoonde. Cornelis Bellekin verkocht zijn schelpen los. Zilveren monteringen zijn vrijwel altijd van latere datum. Zie voor andere als deksels in zilveren dozen gemonteerde Bellekin schelpen: Bergvelt/Kistemaker 1992, p. 58 nr. 87, p. 60 nr. 92. Het Amsterdams Historisch Museum bezit een kleine parelmoeren plaque van 'de grote Bellekin' die nooit gemonteerd is geweest (Vreeken 2002, p. 17-19).
Zie voor een in 1649 met zilver gemonteerde nautilusschelp, gesigneerd door Hendrick Bloem: cat.nr. KA 14200 en voor een snuifdoos uit 1774 met bodem en deksel van onversierd parelmoer: cat.nr. KA 3779. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit een zilveren tabaksdoos (1755) door Jan Diederik Pont met een door Johannes Christiaan Konsé (1700-onbek.) gesneden deksel van parelmoer (De Lorm 2001~2, p. 125-127 nr. 68). ( Bert Vreeken)

Op grond van andere gesigneerde exemplaren kan de schelp aan Cornelis Bellekin worden toegeschreven. De vrouwenfiguren op beide deksels zijn in reliëf gesneden, de rest van de voorstelling is gegraveerd. ( Michiel Jonker)