Witte, lange doopjurk van fijn batist, achter geheel geopend, aan de hals en bij het middel gesloten door bandjes gehaald door schuifjes en dicht gestrikt. Vierkant hals, afgezet met randje, geborduurd met oogjes. Korte pofmouwtjes met dito bandjes afgezet. De lange rok is tegen het lijfje ingerimpeld, hier een zelfde bandje. Achter aan de hals een geplooid kraagje, langs de rand geborduurd met takjes en oogjes. Dit kraagje is boven op de schouders met één punt gehecht aan een naar het middel toelopende volant, die geborduurd is met takjes, blaadjes en 4 bloemen en driehoekig plastron insluit met gestileerde “korenbloemen” en doorlopende takken van blaadjes en bessen. Langs de hals, mouwtjes, kraag en volants een kantje. De brede uitgetande, gefestonneerde onderrand heeft 3 rijen, geïncrusteerde, geborduurde bladfigurem met machinale tule. Links op het middel wordt een lange crème, zijden strik van ripslint gedragen (KA 13091.2). Dit lint hoort er niet bij, latere toevoeging.
Het onderzoek naar en fotografie van de collectie kinderkleding / miniatuurkleding / onderkleding is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Marten Orgen Fonds, het Margarethe Petronella Fonds en het Netty van Doorn Fonds.