omschrift voorzijde: ANIMO VNO AC PRAECLARE.
opschrift voorzijde, op het altaar: PA- / TRI- / AE.
opschrift voorzijde, onder afsnede: I.G.H. F.
opschrift voorzijde, op het meest linkse boek: GENL.
opschrift voorzijde, links van het altaar, op het papier op het boek: SMOLL.
opschrift voorzijde, op het boek direct links van het altaar: POPE
opschrift voorzijde, op boek rechts van het altaar: KAMPH.
opschrift voorzijde, op boek liggend onder boek rechts van het altaar: FRI.
opschrift keerzijde, op het doek: ELISABETH BEKKER / VID. DI A. WOLFF, / NAT. XXIV. JVLII MDCCXXXVIII / DENAT. V. NOV. MDCCCIV./ ET / AGATHA DEKEN, NAT. X. DECEMB. MDCCXLI. / DENAT. XIV. NOV. MDCCCIV.
schenking 1885
inv.nr. PA 632 in depot
Voorzijde: twee vrouwen achter een altaar waarop tekst. Zij dragen dezelfde gewaden met een geknoopt koord om het middel en hebben de armen om elkaars schouders geslagen. De rechtervrouw legt een beschreven rol op het altaar, de linkervrouw een gedrukt boek. Van boven worden zij bestraald door het alziend oog van waaruit hemelse stralen op hen neerdalen. Boven hun hoofden flikkeren vurige tongen ten teken dat zij dezelfde taal (geestesverwantschap) spreken. Om hen heen liggen enige boeken en bladen papier met namen van schrijvers. Onder de afsnede het monogram van de medailleur. Omschrift.
Keerzijde: in de bovenste helft een grafsteen met links en rechts een urn verbonden door een slinger van eikenloof. Tussen de urnen de lier van Apollo en een trompet, symbolen van de schrijfkunst en faam van de overledene. Boven de grafsteen links een lauwertak en rechts een mirretak, onder samengebonden. Daarboven een sterrenkroon van waaruit hemelse stralen neerdalen. Op de onderste helft een links en rechts met twee spijkers aan de grafsteen bevestigde doek met daarop tekst.
Herkomst
Collectie Hendrik Salm; veiling 25 januari 1864, nr. 3048 voor fl 12 aangekocht door G.A. Heineken; schenking 1885 aan stad Amsterdam.
Elisabeth Wolff en Agatha Deken, beter bekend als het schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken, stierven in 1804, slechts negen dagen na elkaar. Het overlijden van de vriendinnen was aanleiding voor de uitgifte van een fraaie penning van de beroemde medailleur Johann Georg Holtzhey (1729-1808).
De penning verbeeldt de persoonlijke en professionele band tussen de beide vriendinnen die, de armen om elkaar geslagen, bij een altaar staan waarop zij hun werken aan het vaderland (Patriae) offeren. Boven hun hoofden bevinden zich vurige tongen ten teken van hun geestverwantschap. Aan hun voeten liggen boeken van door hen bewonderde schrijvers. Het omschrift “Animo uno ac praeclare” betekent zoveel als “eenstemmig en uitmuntend”.
Op de keerzijde van de penning zien we een graftombe met daarop twee urnen die met festoenen van eikenloof met elkaar zijn verbonden. Op de tombe liggen de lier en fluit van de Romeinse god Apollo, die de harmonie in het kunstenaarschap van de vriendinnen benadrukken. Op een doek staan hun namen en geboorte- en sterfdata vermeld. Zeker voor het begin van de negentiende eeuw een bijzondere manier om een bijzondere vrouwenvriendschap te gedenken.
( Charlotte Spiering)