In 1639 trouwden Hendrick Bicker, telg uit de invloedrijke familie Bicker, met Eva Geelvinck, dochter van twaalfvoudig burgemeester Jan Cornelisz Geelvinck. Ter gelegenheid van het huwelijk werden deze twee portretten besteld bij de uit Frankfurt afkomstige Joachim von Sandrart.
De familie nam vaker portretten af bij Von Sandrart. Zo portretteerde de schilder ook Jacob en Alida Bicker, respectievelijk broer en achternicht
van Hendrick, en een schuttersstuk waarop Cornelis Bicker staat. Von Sandrart reisde veel gedurende zijn leven en had zo veel contacten in de internationale kunstwereld. Van 1637 tot 1642 werkte hij in Amsterdam. De internationale ervaring is goed af te zien aan deze portretten. De pasgehuwden zijn in een kniestuk afgebeeld, voor een gordijn met daarachter een parkachtig landschap. Dit was een primeur in Amsterdam. Vooral de invloed van de aan het Engelse hof schilderende Anthonie van Dyck is sterk voelbaar op dit portret. Pas aan het eind van de jaren veertig zou dit portrettype in Amsterdam echt aan populariteit winnen, met schilders als Flinck, Bol en Van der Helst. Zijn ‘on-Nederlandse’ schilderwijze
en de kritische opmerkingen over Rembrandt die hij in zijn Teutsche Academie maakte, hebben Von Sandrart vroeger een plekje in de marge van de Nederlandse kunstgeschiedenis opgeleverd. De laatste jaren heeft het inzicht dat Von Sandrart een zeer goede, belangrijke en vernieuwende portretschilder was, echter flink terrein gewonnen.
Catalogus AHM 1975/'79
Tegenhanger van het voorgaande nr. Zie ook onder cat.nr. 391. Etiketten op achterzijde: "Eva Geelvink, dochter van Jan Korn. Geelvink en Aagt van Oudshoorn, geb. 1619, overleden 27 .. 1698, getrouwd 1 Maart 1639 met Henric Bicker, geb. 1615, overl. 20 Oct. 1651"; "Eva Geelvinck, getrouwd met Hendrik Bikker" (met familiewapen). Deze gegevens worden uit andere bron bevestigd (ELIAS I, blz. 360).
Catalogus Kopstukken 2002-'03
In het tweede kwart van de zeventiende eeuw was de familie Bicker de machtigste van Amsterdam, die haar invloedrijke positie tot 1650 zou behouden. De remonstransgezinde Andries Bicker werd in 1627, na de afzetting van de streng gereformeerde factie van Reinier Pauw, voor de eerste maal tot burgemeester gekozen. Samen met zijn drie broers Cornelis, Jacob en Jan vormde hij de kern van de zogenaamde ‘Bickerse Ligue’, een netwerk van invloedrijke kooplieden en regenten, die in Amsterdam zowel politiek als economisch de dienst uitmaakten. In de jaren ’40 zaten niet minder dan zeven leden van de familie Bicker in de regering van Amsterdam.
Rond 1640 kregen de jonge Bartholomeus van der Helst en de uit Frankfurt afkomstige Joachim von Sandrart verschillende portretopdrachten van deze familie. In 1642 bestelde Andries Bicker bij Van der Helst portretten van hemzelf, zijn echtgenote Trijn Jansdr Tengnagel en zijn zoon Gerard.
Drie jaar voor het ontstaan van deze portretten door Van der Helst had de oudste dochter van Andries Bicker en Trijn Jansdr Tengnagel, Alida, zich door Joachim von Sandrart laten portretteren. Alida was dat jaar in het huwelijk getreden met Jacob Bicker, de broer van de reeds genoemde Roelof. Een tweede broer van Roelof, Hendrick Bicker, huwde in 1639 met Eva Geelvinck en ook zij gaven de uit Frankfurt afkomstige Joachim von Sandrart de opdracht tot het schilderen van hun huwelijksportretten. Na een leertijd bij Gerrit van Honthorst in Utrecht en een verblijf in Engeland, Italië en Duitsland, had Von Sandrart zich in 1638 in Amsterdam gevestigd. Al snel kreeg hij daar belangrijke portretopdrachten, zoals die van Cornelis Bicker, de broer van Andries Bicker. Ook hij schilderde voor de grote zaal van de Kloveniersdoelen – waar ook het reeds genoemde schilderij van Van der Helst hing – Cornelis Bicker en zijn compagnie.
De jonggehuwde Hendrick Bicker en Eva Geelvinck zijn in kniestuk afgebeeld met op de achtergrond een gordijn en een uitzicht op een parkachtig landschap. Een dergelijk compositieschema was voor deze jaren ongewoon in de Amsterdamse portretschilderkunst. Het getuigt van de invloed van Vlaamse schilders als Rubens en Van Dyck die zulke composities al veel eerder toepasten. Pas eind jaren ’40 zouden deze grote navolging krijgen in Amsterdam.
Eva Geelvinck was de vierde dochter van Aecht de Vlaming van Oudtshoorn en Jan Cornelisz Geelvinck. Geelvinck was koopman en reder, en zijn huwelijk met Aecht verbond hem met het Amsterdamse patricaat. Samen met zijn neef Willem Nooms en zijn zwager Dierick de Vlaming van Oudtshoorn, de schoonvader van Roelof Bicker, had hij een handelsfirma. Vanaf 1627 werd hij maar liefst twaalf keer tot burgemeester gekozen, waarvan vier keer tegelijk met Andries Bicker. In 1646, het jaar dat hij voor de elfde keer tot burgemeester werd gekozen, liet hij zich portretteren door Cornelis Jonson van Ceulen. Deze portretschilder was in Londen bij zijn vader opgeleid en had zich rond 1642 in Nederland gevestigd. Hij werkte in Middelburg, Den Haag en Utrecht en kreeg ook in Amsterdam verschillende opdrachten, zoals die voor het schilderen van deze portretten van Jan Geelvinck en Joan Huydecoper in 1651. Geelvinck is in halffiguur geportretteerd voor een egale achtergrond. In zijn linkerhand houdt hij een paar handschoenen vast.
Tentoonstellingstekst
Eva Geelvinck (1619-1698) was twintig toen ze op 1 maart 1639 in het huwelijk trad met Hendrick Bicker. In die tijd werd dit zeker niet als jong ervaren. Dit schilderij is de tegenhanger van het portret van Hendrick Bicker dat hierachter hangt.
Het huwelijk stond in die tijd, zeker in de hogere kringen, niet los van politieke en economische belangen. De keuze voor een partner was niet vrij, want de ouders moesten zich vinden in de vereniging van de twee families. Juist bij de regenten – de elite van stadsbestuurders en kooplieden – had de partnerkeuze te maken met status en met politieke en zakelijke overwegingen.
De familie Bicker was een bijzonder goede keuze voor de Geelvincks, die zelf ook niet onbemiddeld waren. De vader van Eva was enkele malen burgemeester van Amsterdam en eigenaar van een buitenplaats. Eva en Hendrick kregen twee kinderen: Agatha (1647-1718) en Hendrik Bicker (1649 – 1718).