Tentoonstellingstekst
Deze ceremoniële zilveren drinkhoorn werd gemaakt in 1566 voor de Voetboogschutterij, die Sint Joris als schutspatroon had. Opvallend is dat niet de gebruikelijke buffelhoorn is toegepast maar een nabootsing ervan in zilver. De patroonheilige is prominent op de hoorn afgebeeld. Het moment is weergegeven waarop hij de draak zal doden om zo de knielende prinses te redden.
De constructie van de hoorn is zeer doordacht. Zo delft de draak niet alleen het onderspit maar houdt hij in zijn benarde positie tevens de hoorn vast. In de voet is de 'Hollandsche Tuyn' afgebeeld: een omheining met daarin een leeuw. Dit was het symbool van de eendracht van de Nederlandse gewesten.
Catalogus zilver AHM 2003
De drinkhoorn is vervaardigd voor het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde te Amsterdam.
Van de drie bewaard gebleven drinkhoorns van de Amsterdamse schutterijen is die van het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde in elk opzicht de meest ambitieuze. Hier is het traditionele concept van een in een houder van edelmetaal gevatte buffelhoorn omgezet in een zeer vooruitstrevend object. In tegenstelling tot de oudere drinkhoorns van de kloveniers en de handboogschutters is deze hoorn geheel van zilver vervaardigd (cat.nrs. KA 13964, KA 13966). Het object is tevens een vroeg voorbeeld van de renaissance-stijl in zilver in Amsterdam. De rolwerkornamenten van de mondrand en het puntbeslag van deze hoorn zijn veel rijker en gedurfder uitgevoerd dan die op de in hetzelfde jaar ontstane hoorn van de handboogschutters. Kenmerkend is het harmonisch samengaan van alle afzonderlijke onderdelen, die het iconografische programma vertonen van de voetboogschutterij. Hierin staat de schutspatroon, St. Joris, centraal.
Het meest in het oog springend is het krachtig gemodelleerde sculpturale middenstuk. St. Joris vormt, gezeten op een steigerend paard, de bekroning van de hoorn, maar gelijkertijd maakt hij deel uit van een grotere beeldengroep waarvan ook de voor hem knielende koningsdochter en de op zijn rug liggende draak deel uitmaken. Mogelijk gaat het ruiterstandbeeld van de heilige terug op vroeg zestiende-eeuwse houtsneden met ruiterportretten van bijvoorbeeld de graven en gravinnen van Holland (Schutters 1988, p. 276).
Al even origineel van opzet is de stam. Deze is met arcaden opengewerkt, waarbinnen het motief van de Hollandse Tuin is uitgebeeld, bestaande uit een gevlochten hekwerk waarbinnen een staande leeuw met het St. Joriskruis tussen de poten is weergegeven. De keuze van dit thema geeft blijk van de opvattingen binnen deze schutterij over haar bijzondere taak bij het beschermen van het grondgebied en het waarborgen van de vrede. Hetzelfde motief van de Hollandse Tuin keert terug in de schuttersketen van het gilde (cat.nr. KA 13963). Ook de opzet van de geprofileerde voet was voor die tijd nieuw en zou tot in de zeventiende eeuw langdurig worden toegepast, zoals te zien in de drinkhoorn van het Chirurgijnsgilde uit omstreeks 1598 en de aan Leendert Claesz toegeschreven bekerschroeven uit 1609 (cat.nrs. KA 17143, KA 13969).
De hoorn komt op verschillende schilderijen voor. Zo is hij afgebeeld op een groepsportret uit 1656 van de overlieden der Voetboogdoelen door Bartholomeus van der Helst (1613-1670). (afb. cat.nr +a) Weergegeven is het moment dat de hoorn door de doelenknecht binnen wordt gebracht in het vertrek waar de gildebestuurders ter vergadering bijeen zijn. Een veel prominentere rol speelt de drinkhoorn op het acht jaar eerder door Van der Helst geschilderde groepsportret, met daarop afgebeeld de schuttersmaaltijd van de officieren van de compagnie van kapitein Cornelis Jansz Witsen en luitenant Johan Oetgens van Waveren, ter gelegenheid van de Vrede van Munster in 1648. Een gedicht van Jan Vos (1620-1667) maakt duidelijk dat daarbij niet de overwinningsvreugde, maar de verzoeningsgedachte centraal stond. De dichter noemt de drinkhoorn van het gilde dan ook een 'hooren van de Vreê' (cat. tent. Haarlem 1988, p. 372 nr. 189).
Zie voor de koningsketen van het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde: cat.nr. KA 13963. Ook de houten staf van deze schutterij - die oorspronkelijk mogelijk van zilverbeslag was voorzien - bleef in de verzameling van het museum bewaard (inv.nr. KA 14040).
Zie voor de drinkhoorns van de twee andere Amsterdamse schutterijen: cat. nr. KA 13964 (Kloveniersgilde) en KA 13966 (St. Sebastiaans- of Handboogschuttersgilde). Zie voor de drinkhoorn van het Chrirurgijnsgilde: cat.nr. KA 17143. Zie: Inleiding Vreeken, p. X. Zie ook Inleiding De Roever, p. X.
Hoorn van de Sint Joris- of Voetboogdoelen, 1566
Toegeschreven aan Frederik Jans (? - 1595)
Deze ceremoniële zilveren drinkhoorn werd gemaakt in 1566 voor de Voetboogschutterij, die Sint Joris als schutspatroon had. Er werd geen echte buffelhoorn gebruikt, zoals gebruikelijk, maar de hoorn werd nagemaakt in zilver. De Amsterdamse schutters lieten daarmee zien hoe welvarend ze waren. De patroonheilige is prominent op de hoorn afgebeeld. Het moment is weergegeven waarop hij de draak zal doden om zo de knielende prinses te redden. De constructie van de hoorn is zeer doordacht. De draak delft niet alleen het onderspit, maar houdt in zijn benarde positie tevens de hoorn vast. In de voet is de ''Hollandsche Tuyn'' afgebeeld: een omheining met daarin een leeuw. Dit was het symbool van de eendracht van de Nederlandse gewesten.
Literatuur
Louise E. van den Bergh-Hoogterp, ''Der schutters schat'', het zilverbezit van de schutterijen in de Noordelijke Nederlanden'', in: M. Carasso-Kok, J. Levy-van Halm (red.), Schutters in Holland : kracht en zenuwen van de stad (Haarlem 1988) p. 140-163