trembleersteek op mondrand
stadskeur: stadskeur Amsterdam
jaarletter: Y: jaarletter Y
: jaarletter Y=1566
meesterteken?: meesterteken aambeeld
: meesterteken aambeeld (Voet 1912, nr. 9; Citroen 1975, nr. 1119, beide gebaseerd op dit object)
overdracht 1673
inv.nr. KA 13965
Drinkhoorn gevat in monturen. Ovale, dubbelgewelfde voet, samengesteld uit vier delen. Platte onderrand met godrons. Hierboven twee bol geprofileerde delen, het onderste versierd met acanthusbladeren en vruchten, het bovenste met krijgsattributen met aan beide korte zijden een kuras met het kruis van St. Joris. Hierboven een band met godrons, alternerend met leeuwenmaskers. Ovale stam in de vorm van een bogengalerij met de leeuw in de Hollandse Tuin, het kruis van St. Joris houdend. Tussen de bogen karyatiden met drakenklauwen. Houder bestaande uit twee delen, met elkaar verbonden door twee scharnierbuizen met uitneembare stift. Onderste deel met godrons en gehouden door een op zijn rug liggende, gevleugelde draak, door zijn kop een afgebroken speer. Bovenste deel met godrons en een voorstelling met een ommuurde stad in een landschap met palmen. Op houder een beeldengroep, voorstellend St. Joris op een steigerend paard de draak verslaand en de prinses bevrijdend. Licht uitbuigende mondrand, waaronder een lauwerkrans tussen meervoudig geprofileerde randen. Hieronder een brede band met vier rolwerkcartouches waarin medaillons met drie leeuwenmaskers en een met het St. Joriskruis, alternerend met cartouches op een geruwde ondergrond. Hoornpunt met een band met godrons en een mannelijke herme, waaronder een lauwerkrans tussen meervoudig geprofileerde randen, de punt uitlopend in een drakenkop met lange nek.
Herkomst
Vervaardigd voor het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde, Amsterdam, 1566; overdracht aan de stad Amsterdam, 1673; bewaard ten stadhuize (Dam), kamer Thesaurie Ordinaris, tot 1806; (Dam), rariteitenkamer, 1806-1808; (Prinsenhof), rariteitenkamer, 1808-1885; bruikleen van de stad Amsterdam aan het Rijksmuseum, 1885-1975; Amsterdams Historisch Museum, 1975
Deze ceremoniële zilveren drinkhoorn werd gemaakt in 1566 voor de Voetboogschutterij, die Sint Joris als schutspatroon had. Opvallend is dat niet de gebruikelijke buffelhoorn is toegepast maar een nabootsing ervan in zilver. De patroonheilige is prominent op de hoorn afgebeeld. Het moment is weergegeven waarop hij de draak zal doden om zo de knielende prinses te redden.
De constructie van de hoorn is zeer doordacht. Zo delft de draak niet alleen het onderspit maar houdt hij in zijn benarde positie tevens de hoorn vast. In de voet is de 'Hollandsche Tuyn' afgebeeld: een omheining met daarin een leeuw. Dit was het symbool van de eendracht van de Nederlandse gewesten.
Catalogus zilver AHM 2003
De drinkhoorn is vervaardigd voor het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde te Amsterdam.
Van de drie bewaard gebleven drinkhoorns van de Amsterdamse schutterijen is die van het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde in elk opzicht de meest ambitieuze. Hier is het traditionele concept van een in een houder van edelmetaal gevatte buffelhoorn omgezet in een zeer vooruitstrevend object. In tegenstelling tot de oudere drinkhoorns van de kloveniers en de handboogschutters is deze hoorn geheel van zilver vervaardigd (cat.nrs. KA 13964, KA 13966). Het object is tevens een vroeg voorbeeld van de renaissance-stijl in zilver in Amsterdam. De rolwerkornamenten van de mondrand en het puntbeslag van deze hoorn zijn veel rijker en gedurfder uitgevoerd dan die op de in hetzelfde jaar ontstane hoorn van de handboogschutters. Kenmerkend is het harmonisch samengaan van alle afzonderlijke onderdelen, die het iconografische programma vertonen van de voetboogschutterij. Hierin staat de schutspatroon, St. Joris, centraal.
Het meest in het oog springend is het krachtig gemodelleerde sculpturale middenstuk. St. Joris vormt, gezeten op een steigerend paard, de bekroning van de hoorn, maar gelijkertijd maakt hij deel uit van een grotere beeldengroep waarvan ook de voor hem knielende koningsdochter en de op zijn rug liggende draak deel uitmaken. Mogelijk gaat het ruiterstandbeeld van de heilige terug op vroeg zestiende-eeuwse houtsneden met ruiterportretten van bijvoorbeeld de graven en gravinnen van Holland (Schutters 1988, p. 276).
Al even origineel van opzet is de stam. Deze is met arcaden opengewerkt, waarbinnen het motief van de Hollandse Tuin is uitgebeeld, bestaande uit een gevlochten hekwerk waarbinnen een staande leeuw met het St. Joriskruis tussen de poten is weergegeven. De keuze van dit thema geeft blijk van de opvattingen binnen deze schutterij over haar bijzondere taak bij het beschermen van het grondgebied en het waarborgen van de vrede. Hetzelfde motief van de Hollandse Tuin keert terug in de schuttersketen van het gilde (cat.nr. KA 13963). Ook de opzet van de geprofileerde voet was voor die tijd nieuw en zou tot in de zeventiende eeuw langdurig worden toegepast, zoals te zien in de drinkhoorn van het Chirurgijnsgilde uit omstreeks 1598 en de aan Leendert Claesz toegeschreven bekerschroeven uit 1609 (cat.nrs. KA 17143, KA 13969).
De hoorn komt op verschillende schilderijen voor. Zo is hij afgebeeld op een groepsportret uit 1656 van de overlieden der Voetboogdoelen door Bartholomeus van der Helst (1613-1670). (afb. cat.nr +a) Weergegeven is het moment dat de hoorn door de doelenknecht binnen wordt gebracht in het vertrek waar de gildebestuurders ter vergadering bijeen zijn. Een veel prominentere rol speelt de drinkhoorn op het acht jaar eerder door Van der Helst geschilderde groepsportret, met daarop afgebeeld de schuttersmaaltijd van de officieren van de compagnie van kapitein Cornelis Jansz Witsen en luitenant Johan Oetgens van Waveren, ter gelegenheid van de Vrede van Munster in 1648. Een gedicht van Jan Vos (1620-1667) maakt duidelijk dat daarbij niet de overwinningsvreugde, maar de verzoeningsgedachte centraal stond. De dichter noemt de drinkhoorn van het gilde dan ook een 'hooren van de Vreê' (cat. tent. Haarlem 1988, p. 372 nr. 189).
Zie voor de koningsketen van het St. Joris- of Voetboogschuttersgilde: cat.nr. KA 13963. Ook de houten staf van deze schutterij - die oorspronkelijk mogelijk van zilverbeslag was voorzien - bleef in de verzameling van het museum bewaard (inv.nr. KA 14040).
Zie voor de drinkhoorns van de twee andere Amsterdamse schutterijen: cat. nr. KA 13964 (Kloveniersgilde) en KA 13966 (St. Sebastiaans- of Handboogschuttersgilde). Zie voor de drinkhoorn van het Chrirurgijnsgilde: cat.nr. KA 17143. Zie: Inleiding Vreeken, p. X. Zie ook Inleiding De Roever, p. X. ( Bert Vreeken)
Hoorn van de Sint Joris- of Voetboogdoelen, 1566
Toegeschreven aan Frederik Jans (? - 1595)
Deze ceremoniële zilveren drinkhoorn werd gemaakt in 1566 voor de Voetboogschutterij, die Sint Joris als schutspatroon had. Er werd geen echte buffelhoorn gebruikt, zoals gebruikelijk, maar de hoorn werd nagemaakt in zilver. De Amsterdamse schutters lieten daarmee zien hoe welvarend ze waren. De patroonheilige is prominent op de hoorn afgebeeld. Het moment is weergegeven waarop hij de draak zal doden om zo de knielende prinses te redden. De constructie van de hoorn is zeer doordacht. De draak delft niet alleen het onderspit, maar houdt in zijn benarde positie tevens de hoorn vast. In de voet is de ''Hollandsche Tuyn'' afgebeeld: een omheining met daarin een leeuw. Dit was het symbool van de eendracht van de Nederlandse gewesten.
Literatuur
Louise E. van den Bergh-Hoogterp, ''Der schutters schat'', het zilverbezit van de schutterijen in de Noordelijke Nederlanden'', in: M. Carasso-Kok, J. Levy-van Halm (red.), Schutters in Holland : kracht en zenuwen van de stad (Haarlem 1988) p. 140-163