etiket binnenzijde: MODEL KATJA ROBINSKI/ AMSTERDAM
schenking 2001-06-12
inv.nr. KA 20697 in depot
Dopje van sparterie overtrokken met zwart fluweel, smal gedrapeerd randje langs voor- en zijkant. Bol is opgeborduurd met zwarte pailetten en zwarte kralen en is gevoerd met zwart ripslint.
Vanaf het midden van de 19de eeuw werd de hoed een belangrijke accessoire en een onmisbaar modeobject. Omstreeks 1900 eiste de etiquette zelfs dat een vrouw het huis niet kon verlaten zonder hoed. In tegenstelling tot de conservatieve herenhoed bestond de hoed voor de vrouw in alle vormen, kleuren en materialen. Stro en vilt waren zeer geliefd. De garnering van hoeden gebeurde veelal met kunstbloemen, veren en voile. Welgestelde dames droegen hoeden van gerenommeerde 'modistes' of hoedenmaaksters. ( Annemarie den Dekker)
Tot halverwege de twintigste eeuw hoorde een hoed bij je garderobe, wie geen hoed op had was niet “gekleed”. Er waren honderden hoedenmaaksters in Nederland. Sommige kopieerden Franse modellen, anderen, zoals Katja Robinski uit Amsterdam, ontwierpen zelf. De glorietijd van de Nederlandse hoedenmakers was in de jaren vijftig. Robinski’s hoeden waren kleine kunstwerkjes. Bij haar thuis ontving zij de clientèle en creëerde vaak op het hoofd van haar klant de hoed. Haar hoeden waren voorzien van etiketten met haar naam. ( Annemarie den Dekker)