Een opmerkelijk modeverschijnsel voor heren van stand in 18de eeuw: in je kamerjas de straat op. Luxe kamerjassen droeg men oorspronkelijk in huiselijke kring. Comfortabel en lekker warm in koude wintermaanden. De ’Japonse rok’ – een bepaald type huisjas – al dan niet gewatteerd, van kostbare materialen als sits, brokaat of zijden damast werd ’bon ton’ onder welgestelde heren.
De Japonse rokken zijn ontleend aan 17de-eeuwse Japanse kimono’s en Perzische jassen die Hollandse handelsdelegaties als geschenken meekregen. Rijke heren lieten zich graag in een exotische Japonse rok portretteren in hun studeerkamer. Het werkte statusverhogend. Oosterse kleding was exclusief en toonde dat je bereisd was en de wereld kende. Voor anderen was het duidelijk dat deze heren geen lichamelijke arbeid hoefden te verrichten. De dracht raakte zo ingeburgerd dat op het toppunt van deze mode, in de 18de eeuw, modieuze heren zich er ook buitenshuis en in de kerk mee vertoonden. Dominees spraken afkeurend over deze kleurrijke en luxe dracht in het Huis des Heren. Een buitenlandse bezoeker vreesde zelfs voor een besmettelijke ziekte toen hij tijdens een bezoek aan studentenstad Leiden veel jonge mannen op straat gekleed zag in de huisjassen. ( Annemarie den Dekker)
In de 17de- en 18de eeuw ontleenden mensen hun persoonlijke identiteit en hun maatschappelijke status aan hun dagelijks werk. Cornelis Munter werd in 1676 secretaris van de stad Amsterdam. Hij was bewindhebber van de West-Indische compagnie en sinds 1698 directeur der Sociëteit van Suriname. In 1706 werd hij burgemeester van Amsterdam en in 1707 Commissaris van de Hortus Medicus. Kortom, een belangrijk man.
Meer dan 25 jaar daarvoor, ten tijde van dit portret, stond hij nog aan het begin van zijn loopbaan en was hij secretaris van de stad. Dit portret staat voor een groot deel in het teken van dit beroep. De documenten naast hem op het voetstuk verwijzen daarnaar en op de achtergrond is zijn werkplek afgebeeld, het Stadhuis op de Dam. De grootste aandachttrekker op het schilderij is Munters groene Japonse rok, die snel en nonchalant op het doek geschilderd lijkt. In werkelijkheid heeft Maes grote moeite gedaan om de schijn van een glimmend en glad oppervlak te creëren; de kostbare japonse rok benadrukt Munter’s sociale status in de maatschappij. ( Annemarie den Dekker)
Cornelis Munter was de zoon van Joan Munter en Margaretha Geelvinck. Zijn vader was, net als Cornelis’ grootvader Jan Cornelisz Geelvinck, burgemeester van Amsterdam. Ook Cornelis zelf zou uiteindelijk in 1706 het ambt bekleden. Nog voor zijn dood werd hij echter al weer op een politiek zijspoor gezet. Meer dan 25 jaar daarvoor, ten tijde van dit portret, stond hij nog aan het begin van zijn loopbaan en was hij secretaris van de stad. Dit portret staat voor een groot deel in het teken van dit beroep. De folianten en documenten naast hem op het voetstuk verwijzen daarnaar en op de achtergrond is zijn werkplek afgebeeld, het Stadhuis op de Dam. Het reliëf met de blaffende hond op het voetstuk is ontleend aan het reliëf van Artus Quellinus, dat nu nog steeds boven de ingang van de secretarie van het voormalige Stadhuis hangt.
De grootste aandachttrekker op het schilderij is Munters groene Japonse rok, die snel en nonchalant op het doek geschilderd lijkt. In werkelijkheid heeft Maes grote moeite gedaan om de schijn van een glimmend en glad oppervlak te creëren. De zwierige penseeltoets en de ontspannen houding maken het tot een levendig portret. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Deze kleinfigurige portretten, niet lang na elkaar vervaardigd, getuigen van de populariteit van de elegante stijl van portretteren die in de jaren 1670 in zwang kwam. Caspar Netscher en Nicolaes Maes behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming. Netscher was werkzaam in Den Haag, de stad waar aan het stadhouderlijk hof de invloed van de in 1641 overleden Anthonie van Dijck sterk werd gevoeld. Als een van de eersten vertaalde hij diens gedachtegoed naar het kleine formaat van het kabinetstuk, daarbij voortbouwend op de compositieschema’s van zijn leermeester Ter Borch. Netschers portretten waren geliefd bij de internationaal georiënteerde Haagse élite, waarvan ook Van Beuningen enige tijd deel uitmaakte. In 1673 was hij gedeputeerde van Holland en Westfriesland bij de Staten-Generaal in Den Haag geworden, hetgeen mogelijk de aanleiding vormde voor de opdracht aan de schilder. Hij had er toen al een fraaie politieke carrière opzitten, voorlopig bekroond met burgemeestersbenoemingen in 1669 en 1672. Twee jaar nadat Netscher het portret had vervaardigd, bestelde Van Beuningen een kopie van het werk. Op dat schilderij rust zijn linkerhand niet op een stoelleuning maar op een stenen bol.
Nicolaes Maes verruilde in de loop van de jaren zeventig zijn tamelijk robuuste penseelstreek in voor een veel zwieriger toets, die door het effect van nat-in-natschilderen de indruk wekt alsof het portret in één gelukkige sessie tot stand is gekomen. Typerend voor Maes’ productie is het nadrukkelijk contrapposto van zijn modellen en de grote aandacht voor de kostuums. In het portret van Cornelis Munter uit 1679 lijkt de kleding van de secretaris van de stad Amsterdam te bestaan uit losse verfstreken die tezamen een Japonse rok vormen. Munter is omringd door attributen die verwijzen naar zijn werkzaamheden op het Amsterdamse stadhuis, hier op de achtergrond weergegeven. De folianten en gezegelde documenten maken het schilderij onmiskenbaar tot een portret van iemand in functie. Niet zonder reden is het reliëf op de voorgrond ontleend aan Quellinus’ decoratie boven de ingang van de Secretarie in het voormalige stadhuis. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Heette vroeger ten onrechte een portret van Jacob van Campen (De Vries). Door Scheltema beschreven als een "secretaris der Stad Amsterdam, waarschijnlijk Cornelis Munter". Nadien steeds zonder zo'n voorbehoud vermeld als portret van Munter. Munter werd secretaris in 1676, dus drie jaar voor ons schilderij ontstond. Dit ambt wordt wellicht verbeeld door de boeken, het gezegelde papier, het stadhuis op de Dam, dat in de achtergrond gedeeltelijk zichtbaar is, en door het reliëf op de voorgrond. Dit reliëf is naar Quellinus' reliëf dat zich boven de deur van de Secretarie van het voormalige stadhuis bevindt. Volgens De Vries verzinnebeeldt het de Waakzaamheid. Volgens een veel oudere, uit 1693 daterende bron echter is in dit reliëf “de getrouwheyd door een hondt, die met de poten over 't lichaam van zijn omgebrachte meester staet, uytgebeeld" (zie: COMMELIN 1, blz. 281).
Ik vermoed dat Maes het idee de stadhuis-functie van de voorgestelde duidelijk te maken door dit stadhuis rechts in de achtergrond af te beelden, ontleende aan Lodewijk van der Helsts 1670 gedateerd portret van de stadhuisklokkenist, ons cat.nr. 178. Dat schilderij doet namelijk ook in opzet en indeling aan cat.nr. 257 denken.
Mr. Cornelis Munter (1692 1708) bekleedde, behalve dat van secretaris, ook nog tal van andere ambten. In 1706 was hij burgemeester (zie over hem: ELIAS II, blz. 658). ( Albert Blankert)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
In Maes’ portret van Cornelis Munter uit 1679 is de kleding van de secretaris van de stad Amsterdam nog te herkennen als een Japonse rok, zij het dat ook in dit geval meer sprake lijkt van losse verfstreken die tezamen een kostuum vormen. Munter is omringd door attributen die verwijzen naar zijn werkzaamheden op het Amsterdamse stadhuis. Meer dan door de koepel op de achtergrond is Munters functie te herkennen aan het reliëf op de voorgrond. Een vergelijkbare voorstelling door Artus Quellinus, van een hond die bij het lichaam van zijn dode meester waakt, voorstellende de trouw, bevindt zich in het voormalige stadhuis boven de ingang van de Secretarie, zodat we inderdaad mogen aannemen dat de geportretteerde inderdaad stadsecretaris Munter voorstelt.
( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
Cornelis Munter is afgebeeld als secretaris van de stad Amsterdam, een functie die hij vanaf 1676 bekleedde. Later was hij schepen (1692) en burgemeester (1706).