Tentoonstellingstekst
In zijn chirurgijnswinkel en woonvertrek stelt Jacob Fransz zijn familie aan ons voor.
Jacob Fransz, meester-chirurgijn sinds 1657, is bezig is met een aderlating bij zijn broer Thomas Fransz. Zijn zoon Thomas houdt een schaal vast waarin het bloed wordt opgevangen. Rechts zit Jacobs vrouw Anna Jans met naaiwerk op haar schoot, en naast haar staan hun zoontje Frans en dochtertje Francijntje. Net als zijn vader en grootvader zouden ook Jacobs beide zoons chirurgijn worden.
Op de achtergrond is te zien hoe een assistent een klant scheert. In Amsterdam waren zoveel chirurgijns werkzaam dat zij niet genoeg konden verdienen met het chirurgijnsvak alleen. Het was dus heel gewoon dat de chirurgijnswinkel tegelijkertijd ook een kapperszaak was.
Dit werk toont het interieur van de winkel van een chirurgijn. Dankzij een geschrift op de achterzijde van het schilderij weten we dat het hier om de chirurijn Jacob Fransz Hercules (ca. 1625-1708) in de Haarlemmerstraat gaat. Hij was geen geleerde geneesheer, maar een ambachtsman die eenvoudige medische handelingen uitvoerde. Hier voert hij een aderlating uit op zijn broer, Thomas Hercules. Het jongetje dat het bekken ophoudt om het bloed mee op te vangen is de zoon van de chirurgijn: Thomas. Op de voorgrond zit de vrouw des huizes, Anna Jans ter Borgh op een ‘zoldertje’ tegen de opstijgende kou. Naast haar zitten de andere twee kinderen van het paar. Het jongetje met de valhoed op is zoontje Frans, het dochtertje met de pop heet Francijntje. De Hercules op het ovale schilderijtje is een verwijzing naar de familienaam. Boven de vrouw des huizes hangt een Anatomische les. Op de achtergrond scheert een knecht een andere klant. Twee andere klanten zitten op hun beurt te wachten, terwijl een klant op krukken zich aandient. Dit schilderij kan zeker niet opgevat worden als een ‘snapshot’ van de dagelijkse praktijk in de chirurgijnswerkplaats, het is vooral ook een familieportret. Toch geeft het ons een goed idee hoe wij ons zo’n werkplaats moeten voorstellen. ( Tom van der Molen)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Dankzij een papiertje op de achterzijde is dit ambachtelijke tafereel herkend als een kijkje in een chirurgijnswerkplaats en konden de meeste geportretteerde personen worden benoemd. Het doek vormt een uitzondering in het oeuvre van Egbert van Heemskerck, die vooral bekend is om zijn interieurstukken zonder specifieke portretten.
De chirurgijn Jacob Fransz is geportretteerd terwijl hij bezig is met een aderlating bij zijn broer Thomas Fransz. Zijn zoon Thomas Jacobsz houdt een schaal op om het bloed in op te vangen. Rechts zit Jacobs vrouw Anna Jans op een ‘zoldertje’ met naaiwerk op haar schoot, en naast haar staat zijn zoontje Frans, met een beschermende valhoed op, en dochtertje Francijntje, met pop. Volgens het papier, dat werd geschreven door een kleinzoon van de geportretteerde chirurgijn, is op de achtergrond ‘een knecht’ aan het scheren en wacht Jan Knol krantlezend op zijn beurt. Deze Knol, omschreven als ‘quaetaerdich man’, had in het tuchthuis gezeten maar was daarna weer op het rechte pad gekomen.
Jacob Fransz was in de voetsporen getreden van zijn vader Frans Herculesz en had op 14 maart 1657 zijn meesterproef als chirurgijn behaald. Toen hij in 1658 trouwde, was hij als chirurgijn gevestigd aan de Anjeliersgracht, de huidige Westerstraat. In 1674 woonde Jacob Fransz, evenals zijn broer Thomas, in de tegenwoordige Haarlemmerstraat op nummer 8, het adres waar zijn vader en zijn grootvader vanaf 1608 hun chirurgijnswinkel hadden gehad. Mogelijk is die ruimte hier afgebeeld. De eenvoudige kleding van de familieleden is wel in verband gebracht met hun doopsgezinde achtergrond. De werkplaats is ingericht met enkele opvallende objecten: behalve de chirurgijnskast met potten en de barbiersstoel zijn dat de viool, het schilderij met een afbeelding van een lijk en een geraamte, en de opgezette zaagvis aan het plafond. Boven de deur hangt een afbeelding van Hercules, een verwijzing naar het patroniem van Jacob Fransz’ vader, Frans Herculesz. Hoewel zijn geloof hem dat niet belette, is Jacob Fransz nooit overman van het gilde geweest, evenmin als zijn vader en grootvader.
Het door Van Heemskerck uitgebeelde interieur van een winkel annex woonvertrek laat een bijzondere combinatie zien van een beroepsportret en een familieportret met dynastieke trekken: Jacob Fransz’ zoons Thomas en Frans zouden in 1687 op hun beurt worden ingeschreven als meester-chirurgijn. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
In zijn chirurgijnswinkel annex woonvertrek stelt Jacob Franszn zijn familie aan ons voor. Jacob Franszn, meester-chirurgijn sinds 1657, is bezig is met een aderlating bij zijn broer Thomas Franszn. Zijn zoon Thomas houdt een schaal op om het bloed in op te vangen. Rechts zit Jacobs vrouw Anna Jans met naaiwerk op haar schoot, en naast haar staan hun zoontje Frans en dochtertje Francijntje. Op de achtergrond scheert een assistent een klant. Het schilderij van Hercules boven de deur verwijst naar Jacobs grootvader: Hercules Franszn. Net als zijn vader en grootvader zouden ook Jacobs beide zoons chirurgijn worden.
Het ambachtelijke familieportret met dynastieke trekken vormt een uitzondering in het oeuvre van Egbert van Heemskerck, die vooral bekend is om zijn interieurstukken zonder specifieke portretten.
Tentoonstellingstekst
Dit familieportret van meesterchirurgijn Jacob Fransz. Hercules (ca. 1635-1707?) illustreert het ambachtelijke karakter van zijn beroep. De voorstelling is gesitueerd in een huiselijke omgeving. De meester, staand in het midden, voert een aderlating uit bij zijn broer Thomas, terwijl zijn zoontje het bekken ophoudt. Rechts is de vrouw van Hercules afgebeeld, met nog twee kinderen. Op de achtergrond wordt een klant geknipt door een knecht. Twee andere mensen wachten op hun beurt. Hercules' vader en grootvader waren reeds chirurgijns geweest en ook zijn zoon zou het worden.
Egbert van Heemskerck was afkomstig uit Haarlem. In 1665 wordt hij in Amsterdam vermeld. Hij schilderde vooral kleine figuurstukken met taferelen uit het dagelijks leven.
Tentoonstellingstekst
De Amsterdamse chirurgijn Jacob Fransz. Hercules voert een aderlating uit bij zijn broer Thomas, terwijl het zoontje van de chirurgijn het bekken ophoudt. Rechts zijn de andere kinderen en zijn vrouw afgebeeld. Op de achtergrond scheert een knecht een klant, een volgende klant kort de tijd met lezen.
De voorstelling is een uitzonderlijke combinatie van familieportret en de afbeelding van een winkel/werkplaats van de 17e-eeuwse middenstander.
Egbert van Heemskerck, geboren te Haarlem, wordt in 1665 in Amsterdam vermeld. In 1690 vestigt hij zich in Londen. Hij schilderde meest taferelen uit het dagelijks leven.
Tentoonstellingstekst
De chirurgijn Jacob Fransz. Hercules voert een aderlating uit bij zijn broer Thomas Hercules, terwijl het zoontje van de chirurgijn het bekken ophoudt. Rechts zijn de andere kinderen en zijn vrouw afgebeeld.
Links staat de scheerstoel. Het wachten is op de knecht die op de achtergrond nog bezig is met het scheren van een klant terwijl de volgende gegadigde de tijd kort met lezen. Het is Jan Knol, een om zijn kwaadaardigheid beruchte Amsterdamse figuur uit die tijd.
Catalogus AHM 1975/'79
Rechts aan de wand een schilderij waarop een geanatomiseerd lijk en een geraamte. Boven de deur een schilderij van een "wildeman".
Op een achterop het schilderij geplakt briefje, dat nu apart bewaard wordt op de afdeling Invertarisatie van het museum, doet een kleinzoon van het afgebeelde echtpaar de volgende mededelingen over de voorgestelden: "Afbeelding van de famielje van mijne moeder Geertruid Hercules. De persoon die aderlaat is Jacob Fransz. Hercules mijn grootvader. † 1707. Die adergelaten wordt is zijn broeder Thomas Hercules, † 1695. Die het bekken houdt is de zoon van Jacob Fransz., Thomas Jacobsz. Hercules, de broeder van mijn moeder. Die op het zoldertje zit te naaien mijne grootmoeder Anna Jans Ter Borgh, huysvr. van Jacob Fransz. Het kind met de valhoed mijner moeders broeder Frans Jacobsz. Hercules. Die met de pop speelt mijner moeders zuster Francijntje Jacobs Hercules, de moeder van Sara ter Beek. Die scheert is een knecht. Die de courant leest is de beruchte Jan Knol, gemeld in de beschrijving van J.W. Wm. van Aalst Willemsz." (De Vries; Breen).
Met het "zoldertje" wordt het lage, op balpoten rustende podium rechts bedoeld. De "valhoed" is de hoed met brede rand van de jongen die naast dit "zoldertje" staat.
Jacob Fransz. Hercules (ca. 1635 1708 of eerder), die zich soms Piper noemde, trouwde in 1658 met Annetie Jans ter Burgh (ca. 1634 1707). Hij was toen reeds chirurgijn en woonde op de Anjeliersgracht (nu gedempt en omgedoopt in Westerstraat). Zijn vader en grootvader waren eveneens meester chirurgijn te Amsterdam geweest, vanaf 1608 in een huis aan de "nieuwe Haarlemmerdijk", nu Haarlemmerstraat nr. 8. In 1674 woonde Jacob Fransz. daar zelf, met zijn broer Thomas Fransz.; waarschijnlijk ook reeds in 1669, toen Van Heemskerck hen samen met Jacob Fransz.' gezin in de chirurgijnswerkplaats portretteerde. Frans Jacobsz. Hercules, het kind met de "valhoed", werd in 1687 eveneens meester chirurgijn.
De met de pop spelende dochter Francijntje huwde later met Jacob Pietersz. ter Beek. Willem van Aalst Willemsz. (1714 1774), die het briefje achterop het schilderij schreef, was de zoon van een jongere dochter. Zij werd pas ca. 1673 geboren, na het ontstaan van het schilderij. De familie behoorde tot de doopsgezinden en collegianten. Willem van Aalst is abuis als hij zegt dat "J.W." (agenaar) over de "beruchte Jan Knol" schreef. Wel is Jan Knol uit andere bron nen bekend als een "quaetaardich man", die in het tuchthuis had gezeten, maar zich later beterde: "Jan Knol. voor deesen godloos geleeft hebbende, schijnt zig geheel ter deugde te schikken; drijft in verschaide bijeenkomsten van mensen met grooten ijver en welspreekenthaid de leere van Socinus ende Ostoroth". De sterk Sociniaanse leerstellingen die hij preekte, o.a. in bijeenkomsten van collegianten, leidden ertoe dat de Amsterdamse Kerkeraad tegen hem optrad (een en ander ontleend aan: Breen).
Dudok van Heel, die het schilderij identificeerde met "no. 64 barbiers winkeltekening" in Jacob Fransz. Hercules' boedelinventaris van 1708, ziet in de viool aan de wand een teken dat de hoofdfiguur muziekliefhebber was. Hij voegt daar aan toe dat Hercules ook beeldende kunst verzamelde: in dezelfde inventaris komen werken van Rembrandt voor.
Het schilderij is voorzover ik weet een unieke combinatie van familieportret en afbeelding van de winkel/werkplaats (die tegelijk ook nog als woonkamer dienst lijkt te doen), van een 17de eeuwse Hollandse middenstander. Meester chirurgijn en eigenaar Jacob Fransz. Hercules doet op de voorgrond het eigenlijke vakwerk, in dit geval aderlaten (van Dongen: "de stuwband ligt om de bovenarm, het bloed spuit uit de elleboogsader en wordt door een jonge helper in een bakje opgevangen"). Het eenvoudiger knippen en scheren, het "barbieren", wordt overgelaten aan de knecht in de achtergrond. Naast hem wachten enkele klanten op hun beurt.
Portretten van Egbert van Heemskerck komen zelden voor; voor zover mij bekend is dit het enige groepsportret van zijn hand. De manier waarop het interieur is weergegeven en de kast met potten en messen aan de muur, de zaagvis aan het plafond en het over de wieg gedrapeerde laken links vooraan, herinneren sterk aan de schilderijen van alchemistenwerkplaatsen van de hand van Heemskercks stadsgenoot Thomas Wyck (1616 1677).
( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Dit huiselijke tafereel is een familieportret, maar het geeft ook een aardig beeld van een doorsnee chirurgijnspraktijk. De meeste chirurgijns, zoals de afgebeelde Jacob Fransz, verrichten eenvoudige medische ingrepen en zijn daarnaast ook kapper. Jacob doet een aderlating bij zijn broer, waarbij zijn zoontje het bloed opvangt. Een knecht scheert een klant; twee andere klanten wachten op hun beurt.