In de nacht van 4 op 5 maart 1651 woedde er een noordwesterstorm over Amsterdam, terwijl het bovendien springvloed was. De vloed had rampzalige gevolgen. Ten oosten van Amsterdam brak de Sint Anthonis- of Diemerdijk op twee plaatsen door. Deze spectaculaire gebeurtenis en de gevolgen zijn door meerdere kunstenaars vastgelegd. De hier afgebeelde dijkdoorbraak is bij het plaatsje Houtewael, een dorpje net ten oosten van Amsterdam. Asselijn schilderde het gat in de dijk kort na de ramp. De donkere wolken en de opwaaiende mantels van de ramptoeristen doen vermoeden dat de storm nog niet is gaan liggen. ( Norbert Middelkoop)
Catalogustekst
In de nacht van zaterdag 4 op zondag 5 maart 1651 werd het noordelijke deel van de Republiek geteisterd door de zogeheten Sint Pietersvloed, het gevolg van de combinatie van volle maan, springvloed en noordwesterstorm. Grote delen van Amsterdam kwamen onder water te staan. Tot overmaat van ramp brak op zondag de Sint Anthonis- of Diemerdijk door op twee plaatsen: bij het gehucht Houtewael en bij de bocht in de dijk ten westen van het gehucht Jaaphannes. De zeedijk lag ten noorden van de Overamstelse polder aan de oostzijde van Amsterdam en beschermde het achterland tegen het water van de Zuiderzee. Tegen de avond liep ook de aangrenzende, in 1629 drooggelegde Diemermeer volledig onder. Verschillende kunstenaars hebben de doorbraak van de Sint Anthonisdijk en de nasleep ervan vereeuwigd. Kennelijk bestond er een zekere vraag naar weergaven van deze historische natuurramp.
Willem Schellinks schilderde een dramatische voorstelling van de doorbraak bij Houtewael, die hij baseerde op eigenhandige tekeningen. Aan de topografische schetsen voegde hij in zijn atelier de kolkende watermassa en de paniekreacties van de omstanders toe. Om de scène herkenbaar te situeren, beeldde Schellinks in het verschiet een drietal Amsterdamse kerktorens af, veel dichterbij dan in werkelijkheid, en suggereerde hij de haven door middel van scheepsmasten.
Zijn vakbroeder Jan Asselijn, die sinds zijn terugkeer uit Italië in 1647 in Amsterdam woonde, schilderde de bres in de dijk bij Houtewael meerdere malen. In de voorstelling van het AHM presenteert hij de doorbraak ná de ramp, bijna zonder topografische referenties. Slechts de noordelijke IJ-kustlijn met boerderijen maakt duidelijk dat de blik is gericht naar het noordoosten, min of meer tegenovergesteld aan die van Schellinks. Ramptoeristen hebben zich verzameld aan weerszijden van de plek des onheils. Onder hen een hoogwaardigheidsbekleder die zich laat informeren over de situatie. Op het water varen enkele roeibootjes met nieuwsgierigen. De onstuimige wolkenlucht en opwaaiende jassen suggereren dat de storm amper is gaan liggen. Ook de herstelwerkzaamheden aan de dijk, in de zomer van 1651, zijn door Asselijn vastgelegd. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Een tweede exemplaar, niet gemerkt, op doek bevindt zich in de Staatliche Gemäldegalerie te Schwerin (Steland Stief, nr. 225, pl. LVI). Steland Stief vermeldt ons schilderij ten onrechte als een kopie daarnaar. Asselijn heeft ook nog andere, iets afwijkende versies geschilderd (Steland Stief, nrs. 226 230) en voorts een schilderij waarop het herstel van de dijk in de zomer na de doorbraak te zien is (Berlijn, Museum Dahlen; Steland Stief, nr, 231, pl. LVIII). De doorbraak zelf vond plaats in de nacht van 5 op 6 maart 1651. Tussen die datum en het eind van 1652, toen Asselijn overleed, moet het schilderij dus zijn ontstaan.
De St. Antonis of Diemerdijk, gelegen ten Oosten van de stad tussen de mond van het IJ en de bocht in de Zuiderzee, brak door in de buurt van het "Gemeenlandshuis Zeeburg” bij het Nieuwediep en van de toenmalige herberg "Het Paradijs". Er tegenover, aan de overzijde van het IJ liggen de dorpen Schellingwolde, Durgerdam en Ransdorp. Asselijn heeft de situatie na de doorbraak weergegeven, toen het water weer tot rust vas gekomen. Dit in tegenstelling met zijn navolger Willem Schellinks, die het moment van de doorbraak zelf heeft afgebeeld, waarop het water zich door de dijkopening stort (cat.nr. 401). De doorbraak werd ook door andere meesters in beeld gebracht: R. Roghman, P. Nolpe, I. Colin, J. Esselens en J. van Goyen. Zie de uitvoerige uiteenzettingen, met topografische gegevens bij: C. Bille, Een dijkdoorbraak te Amadterdam ruim 300 jaar geleden, in: Amstelod. 47, 1960, blz. 204 211; H.U. Beck, Jan van Goyen am Deichbruch von Houtewael (1651), in: Oud Holland 61, 1966, blz. 20 33; Steland Stief, blz. 81-82. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Door een springvloed bij volle maan brak op de nacht van 5 op 6 maart de St. Anthonis- of Diemerdijk bij de buurschappen Jaap Hannes en Houttewael in de Diemermeer door. Pas enkele jaren tevoren, in 1629, was de Diemermeer drooggelegd. Na de stormvloed stond er wel viereneenhalve meter zout water uit de Zuiderzee in de Meer. Maar ook Amsterdam had te lijden van het hoge water: het stroomde over de Nieuwendijk en de Warmoesstraat de stad in.
Op zondag 5 maart 1651 brak bij volle maan en met springvloed de Sint Anthonisdijk bij Jaap Hannes en Houtewael ten oosten van Amsterdam. De Hollandsche Mercurius schreef dat het water wel zestien voet hoog stond (ongeveer vijf meter) en dat de eigenaars van boerderijen en buitenplaatsen 'hun verdroncken Goederen' slechts vanuit 'Schuytjens' konden 'besichtigen'.
Tentoonstellingstekst
Verschillende kunstenaars hebben de doorbraak van de Sint Anthonisdijk in 1651 in beeld gebracht. Jan Asselijn laat de situatie zien vlak ná de ramp. Met subtiele middelen presenteert hij de toeschouwer de actualiteit. Ramptoeristen hebben zich verzameld aan weerszijden van de plek des onheils. De onstuimige wolkenlucht en opwaaiende jassen suggereren dat de storm nog niet is gaan liggen. Asselijn geldt als een van de belangrijkste Italianiserende landschapschilders. Na zijn terugkeer uit Italië in 1647 vestigde hij zich in Amsterdam.