Interieur met een zieke jonge vrouw zittend op een stoel naast een tafel voor een bedstee. Onder haar voet heeft ze een stoof, rechts zit een kat. Achter de vrouw houdt een dokter een kolk met urine tegen het licht, naast hem staat een man. Links leidt een trap naar andere kamers, boven de deur hangt een schilderij. In de achterste kamer een haard met een mantelstuk
Herkomst
Boedelinventaris, Elisabeth Françoise Pauw, 2 december 1760, met pendant; nagelaten (met de hele inboedel) aan haar achterneven Franco en Iman Pauw, ‘s-Gravenhage; veiling Iman Pauw, ‘s-Gravenhage (S. Rietmulder), 23 november 1779, nr. 99, aan Van Cleef, met pendant nr. 100; boedelinventaris Jacques Bergeon, 11 juli 1789, met pendant; veiling Jacques Bergeon, ‘s-Gravenhage (H. J. Doorschot), 4 november 1789, nr. 10, met pendant aan Van der Pals; veiling Jean Jacques de Faesch, Amsterdam (J. de Vries e.a.), 3 april 1833, nr. 21, aan kunsthandelaar Jeronimo de Vries voor Adriaan van der Hoop; legaat aan de Stad Amsterdam, 1854; Museum Van der Hoop, 1854-1885; bruikleen aan Rijksmuseum, 1885
Het thema van het doktersbezoek aan een zieke vrouw komt veelvuldig voor in de Nederlandse 17de-eeuwse schilderkunst. Samuel van Hoogstraten, die behalve als schilder ook bekend is vanwege een kunsttheoretisch traktaat, heeft het thema meerde malen uitgebeeld. Een ouderwets geklede dokter - een kwakzalver – bestudeert een flesje urine om een diagnose te stellen. Lijdt de jonge vrouw aan liefdesverdriet of is zij in verwachting? De man die bezorgd toekijkt, zal haar man of minnaar zijn. Tal van details wijzen erop dat de vrouw in de ban is van Venus.
Het schilderij werd in 1833 aangekocht op een veiling in Amsterdam voor 850 gulden. De bezorgde man in de voorstelling is door Adriaan van der Hoop nooit gezien; deze dook pas op bij een restauratie in 1984. Tussen 1789 en 1833 moet hij zijn weggeschilderd, wellicht omdat de toenmalige eigenaar het niet passend vond om naar een zwangerschap te verwijzen. Het weerhield Thoré er in 1860 niet van om dit werk als ‘excellent’ te omschrijven. ( Norbert Middelkoop)