Een opmerkelijk modeverschijnsel voor heren van stand in 18de eeuw: in je kamerjas de straat op. Luxe kamerjassen droeg men oorspronkelijk in huiselijke kring. Comfortabel en lekker warm in koude wintermaanden. De ’Japonse rok’ – een bepaald type huisjas – al dan niet gewatteerd, van kostbare materialen als sits, brokaat of zijden damast werd ’bon ton’ onder welgestelde heren.
De Japonse rokken zijn ontleend aan 17de-eeuwse Japanse kimono’s en Perzische jassen die Hollandse handelsdelegaties als geschenken meekregen. Rijke heren lieten zich graag in een exotische Japonse rok portretteren in hun studeerkamer. Het werkte statusverhogend. Oosterse kleding was exclusief en toonde dat je bereisd was en de wereld kende. Voor anderen was het duidelijk dat deze heren geen lichamelijke arbeid hoefden te verrichten. De dracht raakte zo ingeburgerd dat op het toppunt van deze mode, in de 18de eeuw, modieuze heren zich er ook buitenshuis en in de kerk mee vertoonden. Dominees spraken afkeurend over deze kleurrijke en luxe dracht in het Huis des Heren. Een buitenlandse bezoeker vreesde zelfs voor een besmettelijke ziekte toen hij tijdens een bezoek aan studentenstad Leiden veel jonge mannen op straat gekleed zag in de huisjassen. ( Annemarie den Dekker)
Veel Amsterdamse heren lieten zich in de 17de-en 18de eeuw portretteren in comfortabele huiskleding: de kostbare japanse rok. Geportretteerd zijn de koopman Abraham van Bronckhorst, in een japonse rok, met een bediende. Op de achtergrond is een Italiaanse haven zichtbaar, die verwijst naar de reizen of verre betrekkingen van de koopman. Oosterse kleding was exclusief en toonde dat je bereisd was. ( Annemarie den Dekker)
Catalogus AHM 1975/'79
Op het briefje dat de bediende links in de hand houdt het opschrift: "Mijnheer ..n heer A. Bronckhorst C.man tot Amsterdam" (cat. Rijksmuseum). Ik heb nergens iets naders gevonden over een A. Bronckhorst die als model in aanmerking kan komen.
Een variant op ons stuk, een portret van een andere heer door Weenix, is gedateerd 1685 en werd dus drie jaar eerder geschilderd (Boedapest, Museum, cat. 1931, nr. 360). Op beide doeken is de achtergrond een Italiaanse haven van een type dat Weenix, in navolging van zijn vader Jan Baptist, ook vaak als onderwerp voor een heel schilderij koos. Op beide portretten doet de haven denkelijk dienst om de reizen en/of de verre betrekkingen van de afgebeelde koopman in beeld te brengen. Verschillen tussen de twee stukken: op dat te Boedapest is de man die de brief aanreikt een zwarte man en blaft de hond naar een aap: kennelijk om het geheel een nog exotischer zuidelijk karakter te geven.
Het motief van de bediende die, als figurant op het portret van een vooraanstaand heer, een brief komt aanreiken, komt reeds in 1627 voor op Th. de Keysers portret van Constantyn Huygens (Londen, National Gallery, cat. 1960, nr. 212; zie ook ons cat.nr. 573). ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
Hier zijn een koopman met zijn bediende afgebeeld. Op de achtergrond is een Italiaanse haven zichtbaar, hetgeen verwijst naar de reizen of verre betrekkingen van de afgebeelde koopman. Volgens het opschrift stelt de man Abraham van Bronckhorst voor. Adriaan van der Hoop kocht dit schilderij in 1833 op de veiling van de weduwe van professor Kemper in Leiden.
Tentoonstellingstekst
Op nationale helden na kocht Van der Hoop nauwelijks portretten. Deze geslaagde koopman uit de 17de eeuw is een uitzondering. Weenix' portret van Abraham van Bronckhorst bevond zich in de collectie Kemper-de Vries, die in zijn geheel door van der Hoop werd verworven in 1833. Uiteindelijk behield hij zeventien schilderijen; de rest werd verkocht.