Een opmerkelijk modeverschijnsel voor heren van stand in 18de eeuw: in je kamerjas de straat op. Luxe kamerjassen droeg men oorspronkelijk in huiselijke kring. Comfortabel en lekker warm in koude wintermaanden. De ’Japonse rok’ – een bepaald type huisjas – al dan niet gewatteerd, van kostbare materialen als sits, brokaat of zijden damast werd ’bon ton’ onder welgestelde heren.
De Japonse rokken zijn ontleend aan 17de-eeuwse Japanse kimono’s en Perzische jassen die Hollandse handelsdelegaties als geschenken meekregen. Rijke heren lieten zich graag in een exotische Japonse rok portretteren in hun studeerkamer. Het werkte statusverhogend. Oosterse kleding was exclusief en toonde dat je bereisd was en de wereld kende. Voor anderen was het duidelijk dat deze heren geen lichamelijke arbeid hoefden te verrichten. De dracht raakte zo ingeburgerd dat op het toppunt van deze mode, in de 18de eeuw, modieuze heren zich er ook buitenshuis en in de kerk mee vertoonden. Dominees spraken afkeurend over deze kleurrijke en luxe dracht in het Huis des Heren. Een buitenlandse bezoeker vreesde zelfs voor een besmettelijke ziekte toen hij tijdens een bezoek aan studentenstad Leiden veel jonge mannen op straat gekleed zag in de huisjassen. ( Annemarie den Dekker)
Gehuld in een dure japonse rok, met op het hoofd een pruik en omringd door geïllustreerde bloemen- en plantenboeken heeft de vooraanstaande Amsterdamse botanicus Jan Commelin zich laten portretteren. Hij vergaarde zijn fortuin als koopman in kruiden en drogerijen die hij verkocht aan apotheken en ziekenhuizen in Amsterdam en andere steden. Commelin vestigde naam als botanicus met de publicatie van een twaalfdelige atlas over de flora van de westkust van India. ( Annemarie den Dekker)
De Hortus Botanicus Amsterdam, een van de oudste botanische tuinen ter wereld, is oorspronkelijk een medicinale kruidentuin. Verontrust over de geringe kennis van de kruidkunde onder hun collega’s, dienden 24 doktoren en 17 apothekers in 1618 bij de Amsterdamse vroedschap een verzoek tot oprichting van een hortus medicus. Pas twintig jaar later, op 12 november 1638 werd dit ingewilligd door het Amsterdamse stadsbestuur.
De eerste hortus lag op het terrein van het voormalige Reguliersklooster, nu ongeveer op het kruispunt van de Utrechtsestraat en de Keizersgracht, maar werd daarna ten gevolge van stadsuitbreidingen diverse keren verplaatst. In 1682 kreeg de tuin zijn tegenwoordige plaats in de Plantage. De initiatiefnemers hiertoe, koopman-botanicus Jan Commelin (1629-1692) en burgemeester Joan Huydecoper van Maarsseveen (1625-1704), kregen vervolgens als commissaris de leiding over de tuin.
Jan Commelin is op dit schilderij geportretteerd te midden van enkele botanische plaatwerken en met de daarin afgebeelde kweekplanten in zijn hand en om hem heen. Hij is gekleed in een voor die tijd modieuze Japonse rok. Dat is een losvallend, tot de enkels reikend herengewaad, dat vanaf de 17de tot begin 19de eeuw zowel binnen- als buitenshuis werd gedragen. ( Nel Klaversma)
Catalogus Kopstukken 2002-'03
Op grond van de gelijkenis met twee andere beeltenissen is deze elegante heer recentelijk geïdentificeerd als Jan Commelin (1629-1692). Gehuld in een Japonse rok en met op het hoofd een pruik is de Amsterdamse botanicus afgebeeld te midden van enkele geïllustreerde boeken terwijl hij een bloeiende plant toont. Linksboven staat een marmeren buste die mogelijk Plinius de Oudere (23-79) voorstelt, de schrijver van de Naturalis historia, of een andere botanicus uit de klassieke oudheid. Op de achtergrond is een doorkijk naar een buitenplaats. De planten die Commelin vasthoudt en die om hem heen zijn weergegeven, zijn tevens afgebeeld in de opengeslagen boeken. Het zijn voornamelijk kweekplanten die in Nederlandse tuinen konden worden aangetroffen. De getoonde soorten kunnen niet in verband worden gebracht met Commelins werkzaamheden voor de door hem in 1683 gepubliceerde, ongeïllustreerde Catalogus plantarum indigenarum Hollandiae, noch met enig botanisch plaatwerk van zijn hand.
De vraag wanneer het schilderij is gemaakt, confronteert ons met een klein probleem. Een datering van het portret omstreeks 1685-’90 wordt onderschreven door de gedragen kleding en de lange pruik. Hoewel de botanicus er hier ouder uitziet dan op het groepsportret van de regenten van het Spinhuis door Karel Dujardin in 1669, lijkt hij jonger te zijn dan het in kopie overgeleverde portret van Commelin door Jan de Baen, dat hem zonder pruik weergeeft en waarvan het zoekgeraakte origineel uit 1680 zou dateren. Zolang het origineel niet terecht is, kunnen hieromtrent evenwel geen verdere conclusies worden getrokken.
Het hier behandelde schilderij is een van de portretten die in de laatste jaren aan de in Den Haag en Utrecht werkzame Gerard Hoet zijn toegeschreven. Hoet is vooral bekend om zijn kleinfigurige historiestukken. De door hem vervaardigde portretten, in de meeste gevallen ongedateerd, stonden voorheen doorgaans op naam van schilders als Caspar Netscher, Frans van Mieris, Carel de Moor, Jan Weenix of Frans van der Wilt, soms voorzien van valse signaturen. Het portret van Commelin is lange tijd aan Jan Verkolje toegeschreven geweest. Aangezien de doorkijk naar een parkaanleg en het gebruik van klassieke sculptuur regelmatig terugkeren in Hoets portretten, hoeft de buitenplaats op de achtergrond bij Jan Commelin niet per se een verwijzing in te houden naar diens eigen buitenplaats Zuyderhout in Haarlem, die in 1676 werd verworven. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
De Amsterdamse koopman-botanicus Jan Commelin is geportretteerd temidden van enkele plaatwerken. De kweekplanten in zijn hand en om hem heen zijn dezelfde soorten als afgebeeld in de opengeslagen boeken. Jan Commelin, zoon van de historicus Isaac Commelin, vergaarde zijn fortuin als koopman in kruiden en drogerijen. In 1683, het jaar waarin hij de eerste Nederlandse Flora publiceerde, werd hij benoemd tot Commissaris van de Hortus Medicus in de Plantage, de huidige Hortus Botanicus. De buitenplaats op de achtergrond van Commelins portret is gefantaseerd. Hij komt regelmatig voor op schilderijen van Gerard Hoet. Het borstbeeld stelt waarschijnlijk Plinius de Oudere voor, de bekende botanicus uit de klassieke oudheid.
Jan Commelin (1629-1692) was de oprichter van de Hortus Medicus, de huidige Hortus Botanicus. Commelin vergaarde zijn fortuin als koopman in kruiden en drogerijen, die hij verkocht aan apotheken en ziekenhuizen in Amsterdam en andere Hollandse steden. Op zijn landgoed 'Zuyderhout' in Haarlem kweekte hij exotische gewassen. Hij verzorgde verschillende botanische uitgaven, waaronder de 'Nederlandse Flora', gepubliceerd in 1683. In dat jaar werd Commelin commissaris van de nieuwe Hortus Medicus in de Plantage. Op het schilderij is hij afgebeeld temidden van planten en boeken, terwijl hij een bloeiende plant toont. Linksboven staat een marmeren buste die mogelijk Plinius voorstelt. De doorkijk naar een buitenplaats verwijst naar het ideaal van iedere geslaagde Amsterdammer: een buitenhuis buiten de drukke stad.
Jan Commelin (1629-1692) was een bekend botanicus. Hij vergaarde zijn fortuin als koopman in kruiden en drogerijen, die hij verkocht aan apotheken en ziekenhuizen in Amsterdam en andere Hollandse steden. Hij bezat de buitenplaats Zuyderhout in Haarlem, waar hij uitheemse gewassen kweekte. Commelin verzorgde verschillende botanische uitgaven, waaronder de eerste Nederlandse Flora, gepubliceerd in 1683. In dat jaar werd Commelin commissaris van de nieuwe Hortus Medicus in de Plantage, waar hij mede-oprichter van was. Dankzij het netwerk van geleerden en amateurbotanici - waar ook Agnes Block deel van uit maakte – wist hij binnen enkele jaren de medicinale plantencollectie te verrijken met een grote verzameling sier- en oranjerieplanten, die de botanische rijkdom van de Leidse Hortus evenaarde. ( Bert Vreeken)