Tentoonstellingstekst
Bakhuizen heeft de belangrijkste werkzaamheden op de werf van de VOC in beeld gebracht. Een halfvoltooide Oost-Indiëvaarder is kort tevoren te water gelaten. Links ligt een VOC-schip, bijna klaar voor de grote reis. De Russische tsaar Peter de Grote bekwaamde zich hier in 1697 in de scheepsbouw. Op de achtergrond het kolossale, 180 meter brede Zeemagazijn, waar goederen werden opgeslagen. ( Laura van Hasselt)
Tentoonstellingstekst
De werf van de VOC bevond zich vanaf 1661 op het nieuw aangelegde eiland Oostenburg, aan de oostkant van de Amsterdamse haven. Hier werden de Oost-Indiëvaarders gebouwd en hersteld. De bouw van zo’n schip kon ongeveer acht maanden duren. Rechts is een schip te zien dat wordt gekrengd; het wordt aan zijn masten scheef getrokken, zodat er onderhoud of reparaties konden worden uitgevoerd aan de onderkant van het schip.
Tsaar Peter de Grote verbleef hier in 1697 een paar maanden om schepen te leren bouwen. De werf vormde indertijd, met zijn ongeveer duizend werknemers, het grootste industriële bedrijf ter wereld. Het gebouw op de achtergrond is het Oost-Indisch Zeemagazijn, een 180 meter lang gebouw, dat hét symbool was van de macht van de VOC. In 1822, minder dan 25 jaar na de opheffing van de VOC, stortte het Zeemagazijn in door achterstallig onderhoud.
De werf van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) op het eiland Oostenburg, lag aan de oostkant van de Amsterdamse haven. Hier werden de schepen gebouwd die naar het verre Oosten voeren. Op de voorgrond is zo’n half afgebouwd schip te zien. Het schip dat er achter langs vaart en een saluutschot lost is het jacht van de Amsterdamse kamer van de VOC. Rechts wordt een schip gekalefaterd; het wordt aan zijn masten scheef getrokken zodat de scheepsbodem gerepareerd of onderhouden kan worden. In dit geval zijn mannen bezig om de huid schoon te branden. Op de werf zelf ligt een schip in aanbouw, terwijl helemaal links een kant-en-klaar exemplaar in volle glorie is te bewonderen. Het schip heeft de naam ’t Wapen van Oost-Indien, een toepasselijke naam, volledig bedacht door de schilder. Het schip heeft nooit bestaan. Het gebouw op de achtergrond is het Oost-Indisch Zeemagazijn, een 180 meter lang gebouw, dat hét symbool was van de macht van de VOC. Uiterst links zijn nog de lijnbanen te zien. Het magazijn met de werf vormde indertijd het grootste industriële bedrijf ter wereld. In 1822, minder dan 25 jaar na de opheffing van de VOC, stortte het Zeemagazijn in door achterstallig onderhoud. ( Tom van der Molen)
Catalogustekst
Het IJ is in het œuvre van Bakhuizen een steeds terugkerend thema. In 1696 schilderde hij een staatsieportret van de werf van de VOC op Oostenburg. Het 180 meter lange Compagnies Zeemagazijn op de achtergrond was tussen 1662 en 1664 gebouwd naar ontwerp van Daniël Stalpaert (1615-1676) en gold sindsdien als hét symbool van het maritieme potentieel van Amsterdam. De schilder maakte zijn schetsen vanuit het boomhuisje dat de opening in de palenrij vóór de werf bewaakte. Van daar uit had hij dit uitzicht op de façade, net iets uit het midden. Ongetwijfeld op bestelling van de VOC zelf documenteerde Bakhuizen de belangrijkste werkzaamheden van de werf, zowel te land als te water. Afgebeeld zijn verschillende stadia van de bouw en het onderhoud van de schepen.
Op de voorgrond is een half afgebouwd Oost-Indiëvaarder te zien, waarvan de schilder de indruk wekt alsof het recentelijk de erachter gelegen scheepshelling heeft verlaten. Aanleiding genoeg voor het achterlangs passerende jacht van de Amsterdamse kamer van de VOC om enkele saluutschoten te lossen. Rechts op de voorgrond vaart een tentjacht van de VOC, wellicht met voorname bezoekers. Verder naar achteren wordt een schip gekalefaterd; mannen zijn bezig de huid schoon te branden. Van de zogeheten onderlegger die het schip heeft scheef getrokken (gekrengd), is alleen de mast is zichtbaar, omdat ervoor een ander fregat is aangemeerd. Op de scheepshelling rechts ligt een VOC-schip in aanbouw. Een groep timmerlieden is bezig met het branden van een gang in het vlak van het schip, wat gepaard gaat met rookontwikkeling. Aan de waterkant wordt de voorsteven geschoord en tegen de donkere achtergrond van het Zeemagazijn is het houten skelet van de achtersteven goed te zien. Uiterst links ligt een praktisch gereed retourschip, met op de spiegel de afbeelding van een Oost-Indiëvaarder en erboven dat van de VOC. Voorzien van de suggestieve naam op het wulf ’t Wapen van Oost-Indien ligt hier het ultieme maar niet bestaande VOC-schip. Vanaf de werf kijken enkele notabelen goedkeurend toe. ( Norbert Middelkoop)
Catalogus AHM 1975/'79
Waarschijnlijk geschilderd voor de Verenigde Oostindische Compagnie (Hofstede de Groot; cat. Rijksmuseum)
In de achtergrond het in 1661 gebouwde Oost Indisch Zeemagazijn, ook wel Oost Indisch Buitenhuis genoemd, stapelhuis van waren van de V.O.C. Het getouw was het grootste van Amsterdam, veel groter in oppervlak dan het stadhuis op de Dam. Dat blijkt uit oude stadsplattegronden. In 1822 stortte het in. Op de voorgrond de werf van de V.O.C., waar Czaar Peter de Grote van augustus 1697 tot januari 1698 als scheepstimmerman werkte. ( Albert Blankert)
Tentoonstellingstekst
In 1661 nam de Amsterdamse kamer van de VOC een nieuwe scheepswerf in gebruik, gelegen op Oostenburg.
Rechts van het midden is een schip in aanbouw: de hoofdspanten zijn duidelijk zichtbaar. Op de voorgrond wordt gewerkt aan de afbouw van een schip dat reeds te water is gelaten. Helemaal links ligt een schip dat gereed is om uit te varen, of dat juist terug is voor groot onderhoud. Het groepje mannen bestaat misschien uit enige directeuren, de hoofdtimmerman en de equipagemeester.
Geheel rechts is een schip opzij getrokken om gekalfaat te worden. Op de achtergrond is het grote Oostindisch Zeemagazijn. Hierin lagen onder andere de Aziatische goederen opgeslagen.
Tentoonstellingstekst
De schepen van de VOC hadden op hun verre tochten naar Indië veel te lijden van stormen en van gevechten met zeerovers en concurrenten. Er moesten dan ook voortdurend schepen hersteld worden, terwijl ook de vraag naar nieuwe schepen groot was. De amsterdamse kamer van de VOC legde op het eiland oostenburg een werf aan, die in de 18e eeuw aan meer dan 1000 mensen werk gaf. het was hier, dat tsaar Peter de Grote in 1697 enkele maanden werkte om zich te bekwamen in de scheepsbouw. Op de achtergrond ligt het kolossale Oostindische Zeemagazxijn, een opslagplaats van de VOC. Vooraan vaart een tentjacht, hiermee werden hoge VOC-ambtenaren vervoerd.
Tentoonstellingstekst
Er staat één schip op stapel. Tegen de achtergrond van het grote magazijn zijn de hoge spanten goed te zien. Rechts wordt een schip gekalefaterd. Op de wal is een aantal heren in gesprek. Het zouden leden van de equipagecommissie kunnen zijn, die de werf komen inspecteren. Op de voorgrond ligt een schip dat wordt afgebouwd. Het galjoen, het naar voren uitstekend stuk waar onder andere de ´gemakken´waren, is nog niet aangebracht. Achter dit schip ligt een jacht van de Compagnie voor anker. Rechts vaart een roei-jacht van de VOC; de trompetter blaast op zijn instrumwent ten afscheid. ( Lodewijk Wagenaar)