Schilder en tekenaar Hendrik Kobell Jr. (1751-1779) groeide op bij de Rotterdamse haven, waar hij al op jonge leeftijd veel tijd doorbracht. Van kinds af aan was Kobell geïnteresseerd in de tekenkunst, voornamelijk in het tekenen van schepen en watergezichten. Op een reis naar Londen, waar zijn vader handel dreef, leerde hij de kneepjes van het vak steeds beter hanteren. Na zijn terugkeer studeerde Kobell twee jaar aan de Amsterdamse Stadstekenacademie, waarna hij steeds meer roem verwierf met zijn waterverftekeningen en olieverfschilderijen van schepen en zeeslagen. Hij kreeg een zoon, Jan Kobell, die ook kunstenaar werd, maar zelf stierf hij al op achtentwintigjarige leeftijd aan koorts.
Dit werk, gedateerd in 1772, stelt een zeeslag voor. Voor een duister bewolkte achtergrond zijn een aantal grote oorlogsschepen te zien, die met kanonnen op elkaar vuren. Rechts is een schip geraakt; het gaat vlammend ten onder, terwijl de bemanning ontkomt op roeiboten. Ook op de linker voorgrond lijkt een schip te sneuvelen; het is al half onder water verdwenen en hoewel een deel van de schippers weer aan boord van een roeiboot lijkt te zijn gestapt, zijn er nog steeds mannen aan boord, die hulpeloos met hun armen zwaaien.
Het is niet direct duidelijk welke zeeslag Kobell hier heeft willen weergeven; de tekening heeft geen verhelderend opschrift. Het werk zelf geeft echter wel aanwijzingen voor het identificeren van de scène. De meest linkse schepen dragen herkenbare Nederlandse vlaggen. Op de boeg van het middelste schip is een wat gestileerde versie van een oude Franse vlag te zien: op een witte achtergrond, bedekt met fleurs-de-lis, staat een gekroond blauw schild, met daarop wederom drie fleurs-de-lis. Deze vlag gebruikte het koninkrijk tussen 1638 en 1790. De vlag op het meest rechter schip wordt nog altijd gebruikt door het Verenigd Koninkrijk, als vlag ter zee: de bekende Union Jack is hier in de linkerbovenhoek van een rood vlak geplaatst. De slag op de tekening zal dus tussen de Franse, Engelse en Nederlandse legers gevochten worden. Dit wordt mede onderbouwd door de beschrijving van het werk in de collectiecatalogus van Carel Joseph Fodor, uit 1863: “Zee-bataille tusschen de Nederlandsche, Engelsche en Fransche vloten.”
Gezien de datering in 1772 is het onmogelijk dat deze tekening een contemporaine zeeslag laat zien, tussen 1692 en 1781 deden de Nederlanders immers in geen enkele zeeslag mee. Puur op basis van de datering is dus niet duidelijk welke strijd Kobell heeft willen weergeven. Er is echter een schilderij van Kobell bekend, waarop hij de Strijd van Barfleur heeft weergegeven. Deze slag vond plaats op 29 mei 1692, toen de Franse vloot de Nederlands-Engelse alliantie aanviel. Kort hierna vond de zeeslag bij La Hougue plaats, waar de Fransen verslagen werden. Doordat de schepen op beide werken overeen lijken te komen, is het aannemelijk dat ook de tekening in het Amsterdam Museum deze slag laat zien. Deze identificatie wordt bevestigd door het feit dat de tekening lijkt te zijn gekopieerd naar een schilderij dat in 1693 van de zeeslag werd gemaakt door Ludolf Bakhuizen (1630-1708). Hoewel sommige details onderling verschillen – zo is het werk van Bakhuizen duidelijk minder donker van kleur, en zijn er in de plaatsing en ontwerpen van sommige schepen verschillen aan te wijzen. Toch werkte Kobell ongetwijfeld met het werk van Bakhuizen in het achterhoofd; de compositie is identiek en de vlaggen en het brandende schip komen precies met elkaar overeen. Het werk vertoont ook overeenkomsten met schilderijen van Abraham Storck. Kobell, als schilder van zeegezichten, zal ongetwijfeld hebben opgekeken naar zijn zeventiende-eeuwse voorgangers in het genre, en het is dus begrijpelijk dat hij een werk als dat van Bakhuizen graag imiteerde.