Deze tekening is in 1940 door het museum aangekocht als een werk van Johannes Lutma de Oude, zijn naam staat ook rechtsonder op de tekening vermeld. Echter is de tekening vervaardigd met zwart krijt en is de omlijning tezamen met de naam vervaardigd in pen. Hierdoor is aan te nemen dat de omlijning en de naam in een tweede campaign zijn aangebracht en dus van een latere datum zijn. In het proefschrift van A. von Graevenitz in 1973 kon zij aantonen dat het opschrift ‘J. Lútma’ ten onrechte aangebracht is. De tekening is namelijk een voorstudie geweest voor een blad uit een reeks ornamentprenten die onder de titel ‘Verscheyde constige vindingen om in gout, silver, hout en steen te wercken. Dienstichden silversmeden, beelthouwers en schilders naar d’inventien van Gerbrant vanden Eeckenhout, I. Lutma, A. en P. van Vianen en andere constige meesters’ in Amsterdam werden gedrukt.
Van den Eeckhout is tevens leerling van Rembrandt geweest die hem opleidde tot historieschilder. Zijn vader Jan Pietersz van den Eeckhout was goudsmid, hierdoor is er waarschijnlijk een blijvende interesse voor edelsmeedkunst gewekt. Deze beide invloeden komen mooi terug in het historiestuk Isaäk zegent Jakob (New York, Metropolitan Museum of Art) waarin hij op een opvallende locatie de schenkkan plaats van Adam van Vianen uit 1614. Deze schenkkan had Van Vianen gemaakt naar aanleiding van het overlijden van zijn broer Paulus van Vianen in 1613.
Verder zijn er nog enkele prenten met schenkkannen bewaard gebleven die worden toegeschreven aan Van den Eeckhout. Deze prenten komen waarschijnlijk ook uit het boek met ornamentprenten, Von Graevenitz dateerde de reeks tussen 1651 en 1653, wat overeenkomt met het jaartal 1652 op deze stilistische verwante tekening. Haar motivering voor deze datering was gebaseerd op haar kennis van de ontwikkeling van de ornamentstijl in de betreffende periode.
( Huub Monincx)