Catalogustekst
‘Op deze Beurs verhandelt men, by manier van spreken, de geheele weerelt oft haare rijkdommen. Hier spreek men niet anders dan van de prijs der waren, van koopmanschappen te halen en te verzenden, van schepen te laden en te lossen, van wissel, van verzekering en andere diergelijke zaken, die den Koophandel betreffen.’ De nauwelijks verholen fascinatie die uit Dappers woorden spreekt, is tekenend voor het algemeen besef dat de Beurs van levensbelang was voor de Amsterdamse economie. Het gebouw uit 1608-’13, naar voorbeeld van de Antwerpse en Londense beurzen ontworpen door Hendrick de Keyser (1565-1621), bevond zich even ten zuiden van de Dam, bovenop een overkluizing van de Amstel. Het gebouw bestond uit een grote binnenplaats, aan alle zijden omgeven door overdekte booggalerijen, zes bogen aan de korte zijde en twaalf aan de lange. Op de eerste verdieping, ’t Pant genaamd, waren winkeltjes gevestigd, die via een aparte toegang bereikbaar waren. Ingangen aan de Dam- en Rokinzijde boden toegang tot de begane grond. Hier handelden, in de buitenlucht en deels onbeschut, talloze makelaars en kooplieden in opties, aandelen en (elders opgeslagen) goederen. Een keur uit 1611 bepaalde dat handel was toegestaan van elf tot twaalf uur ’s ochtends, waarna het gelui van de torenklok nog een kwartier lang de gelegenheid bood om de transacties af te ronden.
Op dit vroegst bekende schilderij van de binnenplaats van de Beurs is de blik vanaf de Damzijde naar het zuiden gericht. Het is elf uur; de handel heeft al een aanvang genomen. Keurig geklede heren staan in groepjes verspreid over de beursvloer. In het midden is de beursknecht herkenbaar aan de staf. Hij hield toezicht op naleving van de huisregels en onderhield de winkeltjes op de verdieping. Ook riep hij om wanneer boden op het punt stonden naar andere steden te vertrekken, voor het geval de handelaren waardepapieren wilden meegeven. Op het kleine schilderij op koper zijn de figuren over de reeds voltooide architecturale achtergrond geschilderd. De kunstenaar heeft zijn standpunt iets uit het midden van de lengteas gekozen, in lijn met de derde boog links aan de korte zijde van de binnenplaats. Dat aan de compositie een doordachte perspectiefconstructie ten grondslag ligt, blijkt uit het feit dat alle bogen aan linker- en rechterzijde zijn afgebeeld, wat in werkelijkheid onmogelijk zo gezien kon worden. Hierin volgde de schilder de prent uit 1608-’09 door Boëtius Adams à Bolswert (1580-1633), die vervolgens ook is gebruikt in Pontanus’ Historische beschrijvinghe der seer wijt beroemde Coop-stadt Amsterdam uit 1614.
De toeschrijving aan Philips Vingboons, die tegenwoordig vooral als architect bekendstaat, is gebaseerd op een vermelding in het archief van het Makelaarsgilde. Daarin is sprake van een betaling van ƒ 72,- aan een ‘Vinckeboons’ op 24 mei 1634 ‘voor het schilderen van de Beurs staande voor de schoorsteen’ van het pas opgeleverde gildegebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal (nu nr. 75). Van de zonen van de reeds overleden David Vinckboons komt Philips het meest in aanmerking, aangezien hij in 1636 nog als ‘schilder’ wordt genoemd. Voor de makelaars, de bemiddelaars tussen kopers en verkopers, was de Beurs de dagelijkse werkplek en een afbeelding ervan een logische keuze. Pas bij de sluiting van het Makelaers Comptoir in 2002 is het schilderijtje definitief van de inmiddels sterk gewijzigde schoorsteen verwijderd en overgedragen aan het AHM. De geschilderde, illusionistische rand om het tafereel doet vermoeden dat het oorspronkelijk deel heeft uitgemaakt van een betimmering. ( Norbert Middelkoop)
Tentoonstellingstekst
In 1613 is de Amsterdamse Beurs klaar. Geschiedschrijver Olfert Dapper zal bewonderend noteren: ‘Op deze Beurs verhandelt men, by manier van spreken, de geheele weerelt oft haare rijkdommen. Hier spreek men niet anders dan van de prijs der waren, van koopmanschappen [handelswaar] te halen en te verzenden, van schepen te laden en te lossen, van wissel, van verzekering en andere diergelijke zaken, die den Koophandel betreffen.’