Twee-delige japon bestaande uit een nauwsluitend jasje met schootje en een rok met draperieën aan de achterkant. Beige gestreepte wol met zijde, zwarte taftzijde en zijden franje. Het streng getailleerde jasje heeft een smal opstaand rond boordje. Het middengedeelte van zowel voor- als rugpand en de lange mouwen zijn uitgevoerd in zwarte taftzijde, de rest van het jasje is gemaakt van beige gestreepte wol met zijde. Sluiting middenvoor dmv bolle stofknopen.
De rok met draperieën aan de achterkant bestaat uit afwisselend gestreepte beige wol/zijde en zwarte taftzijde. Geplooide stroken langs de onderkant, afwisselend beige en zwart, eindigend in een sleepje middenachter. Lngs de onderkant van de schuin over elkaar heengelegde asymetrische voorpanden lange goudgele zijden franje met bolletjes. Het jasje is gevoerd met witte katoen. De rok is tegengevoerd met wit gaas.
Het meest in het oog springt de achterzijde van de japon, waar vele draperieën de aandacht trekken. De tournure levert de benodigde steun om de zware ladingen stof op zijn plek te houden. Na 1872 neemt het volume van de tournures jaarlijks toe: in 1873 staat zij vanuit de tailleband bijna horizontaal af en in de jaren tachtig rijst zij zelfs boven de tailleband uit.
De tournure wordt over korset en onderrok gedragen. Hierover dragen dames een slepende onderrok met veel stroken, vaak van gesteven katoen. Om het effect te accentueren wordt over dit geheel een kortere overrok of japon gedragen met draperieën op de achterkant.
De overrok van deze tweekleurige japon bestaat uit een lange lap stof waarvan de uiteinden aan de voorzijde diagonaal over elkaar heen vallen. Aan de achterzijde wordt de overrok met lussen opgetrokken, waardoor de slepende onderrok met stroken zichtbaar is en de achterkant extra aandacht krijgt.
Na een korte onderbreking wordt de tournure vanaf circa 1883 opnieuw mode. De volumes van de draperieën nemen toe en vervolgens weer af. De vorm van de tournure verandert mee. De eerste japonnen die zonder tournure worden gedragen verschijnen rond 1889. Kleine tournure kussentjes draagt men echter nog tot circa 1905 onder de rokken. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds