Catalogue AHM 1975/'79
Op de spiegel van het grote schip links van het midden: PIET EN PAVL. In de achtergrond Amsterdam. Alings tekende aan: in het Stadsprofiel de Oudekerkstoren, de Stadhuiskoepel en de ronde Lutherse Kerk. Verder merkte hij op dat het fregat "Pieter en Paul", dat op cat.nr. 416 van drie kanten is afgebeeld, op dit stuk maar één maal voorkomt. Een proefvaart zou kunnen zijn weergegeven. De drie lantaarns die op nr. 416 de spiegel van het schip bekronen, ontbreken.
Andere exemplaren van de compositie zijn: 1. Vlg. E. von Goldschmidt Rothschild, Berlijn, 23 maart 1931, nr. 6, met afb.; 2. Greenwich, National Maritime Museum, cat. 1937, nr. 4, afkomstig van ksth. B. Houthakker, Amsterdam, voor 1940; 3. Vlg. Parijs (Charpentier), 19 december 1949, nr. 32, met afb. Het lijkt zeer onzeker of, zoals Alings stelde, ons cat.nr. 422 identiek is met een versie die in 1914 uit Nederland naar het buitenland werd verkocht. Nr. 422 blijkt, wanneer men het vergelijkt met b.v. nrs. 417 en 418, stijf in de detailweergave; het schilderij kan niet eigenhandig zijn.
In het kajuitjacht links op de voorgrond ziet Alings belangrijke personen, mogelijk Nicolaas Witsen en enkele Russen, kenbaar door hun mutsen. Hij noemt het jacht rechts, met zijn rijkbewerkte spiegel mogelijk de boeier van de czaar (de man aan boord met de rode mantel identificeert hij overtuigend als Peter zelf).
De spiegel van dit jacht is over de hele breedte in reliëf versierd met de bekroonde dubbele Russische adelaar, Peters wapen, dat ook voorkomt op de vlag bovenop de spiegel. Dit jacht zal dus stellig inderdaad van Peter zelf zijn. Het komt net zo voor op de bovengenoemde drie andere exemplaren van cat.nr. 422. Het lijkt mij evenwel geen boeier. Met de naam boeier, oorspronkelijk gebruikt voor vrachtschepen, begon men in de loop van de 17de eeuw slechts het pleziervaartuig aan te duiden van het type dat nu nog onder die naam bekend is. Een boeier heeft een "ronde" voor en achterkant, niet de hoge achteropbouw en rijk bewerkte spiegel van het jacht op cat.nr. 422 (vgl. J. van Beylen, Schepen van de Nederlanden .., Amsterdam 1970, blz. 123, 124, 202; verder de prent door G. Groenewegen, Verscheide soorten van Hollandsche vaartuigen .. Rotterdam 1786/91, nr. 64). Peters boeier zal de boot zijn die links op de voorgrond van cat.nr. 416 te zien is.
Het spiegeljacht met Peters wapen op cat.nr. 422 moet een andere boot zijn, door de czaar gekocht zonder dat dit (voor zover ik naging) uit andere bron bekend is. Het is van het type van de jachten van de Admiraliteit en van de V.O.C. Deze jachten wekten ook de bewondering op van andere vorsten, die zich eveneens exemplaren lieten maken (J. van Beylen, op. cit., blz. 200; vgl. G. Groenewegen, op. cit., afb. nr. 8, 24, 50).
Op de versies van cat.nr. 416 en van cat.nr. 419 die zich in het Historisch Scheepvaart Museum te Amsterdam bevinden, komt een jacht voor van hetzelfde type, dat eveneens de vlag van de czaar voert. Zijn wapen bedekt daarop echter niet de volle breedte van de spiegel: het is weergegeven op een ovaal bord. Mogelijk liet Peter dit bord aanbrengen op een gehuurde of geleende boot, voordat het op cat.nr. 422 afgebeelde jacht voltooid was. Hiermee is in overeenstemming dat de gebeurtenissen op cat.nrs. 416 en 419 zich op 29 augustus en 1 september 1697 afspeelden, nog geen twee weken na Peters aankomst in Holland. De episode op cat.nr. 422 is van veel latere datum: de "Peter en Paul" werd op 16 november te water gelaten. In die tussentijd zal het nieuwe jacht voor de czaar gemaakt zijn. ( Albert Blankert)
Exhibition text
Tijdens zijn verblijf in Amsterdam (1697-1698) heeft Peter de Grote, die zeer veel belangstelling voor de scheepsbouw had, intensief meegewerkt aan de 'Pieter en Paul', die op de werf van de Oostindische Compagnie werd gebouwd. Rechts het jacht van de Czaar met Peter zelf in rode jas, aan boord. Er bestaan van deze voorstelling vele herhalingen en variaties.
Exhibition text
Tsaar Peter de Grote (1672 – 1725) reisde met een Russisch gezantschap mee naar Nederland. De Tsaar zelf was vooral geïnteresseerd in de Nederlandse scheepsbouw. Door hierover meer te leren, kon hij de modernisering van de Russische marine bevorderen. Eerder had hij in Rusland koopman Nicolaas Witsen (1641-1717) ontmoet. Die was in 1697 burgemeester en directielid van de VOC (Verenigde Oostindische Compagnie). Door zijn bemiddeling mocht Peter de Grote op de werf van de VOC op Oostenburg het vak leren. De Tsaar kreeg zelfs een diploma.
De Tsaar heeft het schip dat toen door hem gebouwd werd nooit af gezien, want hij reisde in 1698 alweer door naar Engeland. Hij gaf het schip de naam van de apostelen `Petrus en Paulus', de schutspatronen van St. Petersburg. Het heeft vanaf 1698 twee tochten naar de Oost ondernomen. Daarna voer het daar nog een tijdje rond om uiteindelijk in 1717 te worden gesloopt. ( Jacqueline Grandjean)