stadskeur onderzijde grondplaat: Haarlem
: stadswapen
: stadskeur van Haarlem
jaarletter onderzijde grondplaat: S
: jaarletter = 1728
inv.nr. KA 4391 in depot
Rechthoekige gladde grondplaat met afgesneden hoeken waarop een man staat met een driekantige steek en in de rechterhand een stok met een windmolentje.
Trefwoorden
163426
Tentoonstellingstekst
Het maken van kleinwerk, dat wil zeggen van onder andere speelgoed, stempels en naaldenkokers was in de 18de eeuw een typisch Amsterdamse specialiteit. Bekende Amsterdamse kleinwerkers, die vooral speelgoed maakten waren: Willem van Strant (1682–1742), Arnoldus van Geffen (1700–1769) en zijn neef Johannes Adrianus van Geffen (1766-voor 1798), Jan Bonket (1727–1789) en Pieter van Sommerwil II (1737–1802). Van hun hand zijn enkele van de voorwerpen in de vitrine. Het speelgoed was vooral siergoed, dat op plankjes kon worden opgesteld. Op schilderijen zijn wel eens kinderen afgebeeld die er echt mee spelen.
Bij het molenspel houdt een kind een korte stok met een beweegbaar wiekenkruis in zijn hand. Door hard tegen de wind in te lopen gaan de wieken draaien. Het molentje in de hand van het kind in deze miniatuur is verhoudingsgewijs een stuk groter dan het echte speelgoed. Hier worden de wieken in beweging gebracht door er tegenaan te tikken. De jongen met zijn driekantige steek op het hoofd is gekleed als een kleine volwassene. Dat gebeurde in de achttiende eeuw met alle kinderen na hun zesde levensjaar.