Schoenen van fond zachtgele ripszijde. Open model met even opgewipte, korte, spitse neus. Een brede klep op de wreef en twee losse over elkaar geslagen, afgeronde lippen (voor bevestiging gesp). De schoenen zijn veelkleurig geborduurd met gouddraad, vier tinten roze, twee tinten zachtblauw, zeegroen, drie tinten zachtgroen, geel, grijs, smal boordsel van effen gele ripszijde. Neus, zijstukken en klep met vrij dicht patroon van bloemen en bladranken. Op de lippen een iets minder dicht patroon. Hak van lichtbruin leer, met crèmekleurig draad doorgestikt langs de contouren. Bruin leren zool. Gevoerd met naturel linnen en wit leren binnenzool.
Tot ongeveer 1770 worden luxe damesschoenen meestal van satijn of brokaat gemaakt. Werkende vrouwen uit de lagere standen droegen leren schoenen. Welgestelde mannen droegen overigens wel leren laarzen.
Schoenen, zoals dit gele exemplaar met geborduurde bloemen, werden bij speciale en feestelijke gelegenheden binnen gedragen. De stof en versiering tonen de status en rijkdom van de draagster. Het materiaal hoefde niet overeen te komen met de stof van de japon waar deze bij werd gedragen. De voorkanten werden kruiselings vastgezet met een gesp of met veterbanden vastgeknoopt. Het idee van bij elkaar passende stoffen, schoenen en accessoires werd pas aan het einde van de achttiende eeuw gangbaar. Voor het dagelijkse gebruik droegen rijke vrouwen muiltjes van zijde of fluweel.
Het was niet gebruikelijk voor een dame van stand om buiten te wandelen. Zodra zij uitging liet zij zich vervoeren per koets. Mocht de dame in kwestie zich toch lopend buiten de deur begeven, dan droeg zij overschoenen tegen modder en straatvuil.
De puntige neus en hoge brede hak zijn typerend voor de tweede helft van de achttiende eeuw. In de loop van de eeuw wordt de vorm wat verfijnder en lichter en de hak smaller. ( Annemarie den Dekker)
Amsterdam Museum
Onderzoek naar en fotografie van de 18e- en 19e-eeuwse kostuums van het Amsterdam Museum zijn mede mogelijk gemaakt door financiële steun van het Barbas- Van der Klaauw Fonds, het Netty van Doorn Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds