Exhibition text
Toen de koopman en reder Jan Geelvinck (1579-1651) zich in 1646 liet portretteren, had hij al een rijke politieke loopbaan achter de rug. Hij was juist voor de elfde maal tot burgemeester gekozen. ( Laura van Hasselt)
Trots en zelfbewust kijkt de koopman en reder Jan Cornelisz Geelvinck de beschouwer aan. Jonson van Ceulen schilderde een vrij traditioneel portret van Geelvinck, in halffiguur voor een egale achtergrond, met als enige attribuut de handschoenen in zijn linkerhand. Geelvinck werd in het jaar van dit portret voor de elfde maal tot burgemeester van de stad gekozen. Zijn huwelijk met Agatha de Vlaming van Oudtshoorn had zijn plaats tussen het Amsterdamse patriciaat verzekerd. Ook zijn connecties met de invloedrijke en machtige familie Bicker zullen hem zeker geholpen hebben burgemeester te worden. Geelvincks dochter Eva trouwde in 1639 met Hendrick Bicker. Jonson van Ceulen was een in Londen geboren portretschilder die rond 1650 een aantal jaar in Amsterdam werkte. In het portret van Geelvinck is de invloed van Anthonie van Dyck op Jonson van Ceulen goed te zien. Zijn dochter en schoonzoon hadden zeven jaar eerder ook al voor deze meer hoofse stijl gekozen, in hun geval door Von Sandrart. Deze stijl zou in de tweede helft van de zeventiende eeuw steeds meer in de mode raken. ( Tom van der Molen)
Catalogue Kopstukken 2002-'03
In het tweede kwart van de zeventiende eeuw was de familie Bicker de machtigste van Amsterdam, die haar invloedrijke positie tot 1650 zou behouden. De remonstransgezinde Andries Bicker werd in 1627, na de afzetting van de streng gereformeerde factie van Reinier Pauw, voor de eerste maal tot burgemeester gekozen. Samen met zijn drie broers Cornelis, Jacob en Jan vormde hij de kern van de zogenaamde ‘Bickerse Ligue’, een netwerk van invloedrijke kooplieden en regenten, die in Amsterdam zowel politiek als economisch de dienst uitmaakten. In de jaren ’40 zaten niet minder dan zeven leden van de familie Bicker in de regering van Amsterdam.
Rond 1640 kregen de jonge Bartholomeus van der Helst en de uit Frankfurt afkomstige Joachim von Sandrart verschillende portretopdrachten van deze familie. In 1642 bestelde Andries Bicker bij Van der Helst portretten van hemzelf, zijn echtgenote Trijn Jansdr Tengnagel en zijn zoon Gerard. Dat de machtige burgemeester voor zijn beeltenis (de enige die van hem is overgeleverd) koos voor deze jonge schilder die pas sinds enkele jaren als zelfstandig portrettist werkzaam was, is opmerkelijk, vooral omdat er op dat moment vele andere portrettisten van naam in Amsterdam werkzaam waren. Van der Helst had zijn kunnen reeds in 1640 getoond met het enorme schuttersstuk met de compagnie van Andries’ achterneef Roelof Bicker, dat hij vervaardigde voor de nieuwe zaal van de Kloveniersdoelen.
Deze Roelof Bicker was de oudste zoon van een neef van Andries, Jacob Bicker, die in 1626 was overleden; Andries trad daarna op als voogd van Roelof. In 1639 trouwde Roelof in Den Haag met Agatha de Vlaming van Oudtshoorn. Ter gelegenheid van dit huwelijk kreeg de Delftse portretschilder Michiel van Miereveld de opdracht het jonge echtpaar te portretteren. De schilder voltooide het portret van Agatha, maar overleed in 1641, nog voordat hij aan het portret van Roelof was begonnen. Voor de uitvoering van de tegenhanger bij Agatha’s portret werd vervolgens Van der Helst gevraagd. Andries Bicker heeft dit portret van Roelof, en het bovengenoemde schuttersstuk, ongetwijfeld gekend en deze zullen zo bij hem in de smaak zijn gevallen dat ook hij zich tot Van der Helst wendde voor het schilderen van de portretten van zichzelf, zijn vrouw en hun zoon.
De Bickers zijn vooraan in het beeldvlak, staand en vanaf de heup voorgesteld. Andries Bicker staat zelfbewust met zijn rechterhand in de zij. In zijn linkerhand, met aan de wijsvinger een kostbare ring, houdt hij een klein boekje vast. Boven de grote witte pijpkraag komt zijn hoofd krachtig naar voren. Attributen die verwijzen naar zijn machtige positie ontbreken op dit portret. De beeltenis van zijn 20-jarige zoon Gerard toont een geheel ander karakter: ook hij heeft een arm in de zij, maar vanwege zijn omvang komt deze houding minder resoluut over. In tegenstelling tot zijn in het zwart geklede vader, is de jongeman, die vermoedelijk aan een dik makende ziekte leed, in een helder lichtrood kostuum gekleed dat met goudgalon is afgezet. Hij houdt zijn rechterhand, met daarin een paar handschoenen, op zijn borst.
Drie jaar voor het ontstaan van deze portretten door Van der Helst had de oudste dochter van Andries Bicker en Trijn Jansdr Tengnagel, Alida, zich door Joachim von Sandrart laten portretteren. Alida was dat jaar in het huwelijk getreden met Jacob Bicker, de broer van de reeds genoemde Roelof. Een tweede broer van Roelof, Hendrick Bicker, huwde in 1639 met Eva Geelvinck en ook zij gaven de uit Frankfurt afkomstige Joachim von Sandrart de opdracht tot het schilderen van hun huwelijksportretten. Na een leertijd bij Gerrit van Honthorst in Utrecht en een verblijf in Engeland, Italië en Duitsland, had Von Sandrart zich in 1638 in Amsterdam gevestigd. Al snel kreeg hij daar belangrijke portretopdrachten, zoals die van Cornelis Bicker, de broer van Andries Bicker. Ook hij schilderde voor de grote zaal van de Kloveniersdoelen – waar ook het reeds genoemde schilderij van Van der Helst hing – Cornelis Bicker en zijn compagnie.
De jonggehuwde Hendrick Bicker en Eva Geelvinck zijn in kniestuk afgebeeld met op de achtergrond een gordijn en een uitzicht op een parkachtig landschap. Een dergelijk compositieschema was voor deze jaren ongewoon in de Amsterdamse portretschilderkunst. Het getuigt van de invloed van Vlaamse schilders als Rubens en Van Dyck die zulke composities al veel eerder toepasten. Pas eind jaren ’40 zouden deze grote navolging krijgen in Amsterdam.
Eva Geelvinck was de vierde dochter van Aecht de Vlaming van Oudtshoorn en Jan Cornelisz Geelvinck. Geelvinck was koopman en reder, en zijn huwelijk met Aecht verbond hem met het Amsterdamse patricaat. Samen met zijn neef Willem Nooms en zijn zwager Dierick de Vlaming van Oudtshoorn, de schoonvader van Roelof Bicker, had hij een handelsfirma. Vanaf 1627 werd hij maar liefst twaalf keer tot burgemeester gekozen, waarvan vier keer tegelijk met Andries Bicker. In 1646, het jaar dat hij voor de elfde keer tot burgemeester werd gekozen, liet hij zich portretteren door Cornelis Jonson van Ceulen. Deze portretschilder was in Londen bij zijn vader opgeleid en had zich rond 1642 in Nederland gevestigd. Hij werkte in Middelburg, Den Haag en Utrecht en kreeg ook in Amsterdam verschillende opdrachten, zoals die voor het schilderen van deze portretten van Jan Geelvinck en Joan Huydecoper in 1651. Geelvinck is in halffiguur geportretteerd voor een egale achtergrond. In zijn linkerhand houdt hij een paar handschoenen vast. ( Judith van Gent)
Exhibition text
De koopman en reder Jan Corneliszn Geelvinck (1579-1651) was in 1646 voor de elfde keer tot burgemeester gekozen, toen hij zich liet portretteren.
Zijn tweede huwelijk, met Agatha de Vlaming van Oudtshoorn, verschafte Geelvinck toegang tot het stedelijk patriciaat. In totaal bekleedde Geelvinck het burgemeesters ambt twaalfmaal. Ook was hij vertegenwoordiger van Holland in de Staten Generaal.
Catalogue AHM 1975/'79
Opschrift: "Aet Suae 67". Jan Cornelis Geelvinck (1579-1651) was koopman, reder en burgemeester van Amsterdam. ( Albert Blankert)
Exhibition text
Jan Cornelisz Geelvinck was koopman en reder. Zijn huwelijk verbond hem met het Amsterdamse patriciaat. Na in de handel fortuin te hebben vergaard, stichtte hij omstreeks 1632 de buitenplaats Oosterhout in Heemstede. Vanaf 1624 diende Geelvinck als raad in de Vroedschap en in 1633-34 vertegenwoordigde hij Holland in de Staten Generaal. In 1646 was hij voor de elfde maal burgemeester van Amsterdam. Zijn portret uit dat jaar werd door de dichter Joost van den Vondel bezongen.
Cornelis Jonson begon zijn loopbaan als portretschilder in Londen. Na 1642 vestigde hij zich te Middelburg. Hij werkte onder meer in Den Haag en Amsterdam en verhuisde in 1652 naar Utrecht. Voor het portret van Geelvinck lijkt de schilder zijn elegante stijl enigzins te hebben aangepast naar de Amsterdamse normen.