Vest met een voorkant van parelgrijs flanel, achterkant van zware voeringzijde. Op het voorpand, aan weerzijden een schuin oplopende borstzakje en een zakje op taillehoogte. Sluiting d.m.v. 5 parelmoerknoopjes, gedeelte van het rugpand is licht gerimpeld in de taille d.m.v. een ingetrokken brede elastiek (2 cm.)
Origin
Het kostuum is afkomstig van F. van Erpers-Royaards en voor hem gekocht bij de fa. Nieuw Engeland, Koningsplein d.d. 21.4.1967. (zie aankoopnota in documentatie map).
Het uniform van de representatieve man is het pak: het staat voor macht en traditie. De standaard voor het mannenpak – broek, jasje, vest – bestaat al ruim drie eeuwen.
In de 17de eeuw verscheen aan het Engelse en Franse hof voor het eerst een nieuwe driedelige ensemble: een kniebroek, jas en vest. Het verving het wambuis – een kort gewatteerd jak – dat werd gedragen op een strakke broek. Mannenkleding was in de 17de eeuw net zo kleurrijk en uitbundig versierd als vrouwenkleding, alles was gericht op het tonen van welstand. De Franse Revolutie (1789) zorgde voor een omwenteling. Revolutionairen en het volk kwamen in opstand tegen de verkwistende monarchie en de adel. Het mannenpak verloor de versieringen en is vanaf toen donkerder en sober geworden. In de 19de eeuw is de kniebroek vervangen door de lange pantalon. Deze uitvoering van het pak bestaat, op wat kleine veranderingen na, nog steeds.
De opkomst van de vrijetijdsmode in de jaren ’20 van de 20ste eeuw zorgde voor een lossere variant op het pak. Vanaf de jaren ’60 en ’70 – de tijd van flower power en individuele vrijheid – verlevendigden modeontwerpers het mannenpak door vrijere kleuren, vormen en materialen toe te passen. Het sobere pak is echter tot op de dag van vandaag populair. Broek, jasje en vest zijn de klassieke onderdelen van het pak gebleven, ook al zijn er inmiddels verschillende variaties op dit thema. ( Annemarie den Dekker)
Het vest, vestje of gilet was lange tijd een vast onderdeel van het klassieke mannenpak.
Nu wordt het vooral gedragen bij feestelijke en formele kleding, zoals het rokkostuum.
Bovendien werkt het als prima camouflagemiddel tegen een buikje.
Het vest kent een lange traditie. Sinds het begin van de 17de eeuw namen Nederlandse en Engelse handels- en ontdekkingsreizigers kleding mee terug van hun reizen naar het Midden-Oosten.
De vroege vesten zijn tot het begin van de 18de eeuw vooral variaties op het Perzische vest, met lange mouwen en tot op de knie. Daarna werd het vest mouwloos en gemaakt van kostbare materialen zoals zijde, geborduurd met zilver- en gouddraad. Ook de knopen waren rijkelijk versierd en soms kostbaarder dan het hele vest. Het weerspiegelde de status van de drager. De achterkant van het vest, dat schuil ging onder de jas, werd vaak van een minder duur materiaal, zoals linnen, gemaakt.
Moeten alle knoopjes dicht? In de 18de eeuw bleven de middelste of bovenste knopen open om te pronken met het kostbare kant aan het hemd.
Nu hoort alleen het onderste knoopje open. Het gerucht gaat dat dit stamt uit de tijd van de Engelse koning Edward VII, aan het begin van de 20ste eeuw. Hij was te dik geworden en zijn gevolg liet vervolgens beleefd ook het onderste knoopje open. ( Annemarie den Dekker)