Ruim 10 jaar geleden bedachten een aantal mannen uit Spakenburg-Bunschoten op een verjaardagsfeestje dat ze naar een wedstrijd van het Nederlands elftal zouden gaan in de traditionele Spakenburgse vrouwendracht. Ze wisten van hun ootjes (grootmoeders) wat gebloemde kraplappen te bemachtigen, spoten ze oranje met fluorescerende verf, deden de gehaakte mutsjes op hun hoofd en bonden een oranje lap om. De Oranje Ootjes waren geboren. Aanvankelijk was ’t darrep (het dorp) tegen, omdat ze het beschouwden als spotten met de klederdracht. Voor elke thuiswedstrijd van het Nederlands elftal reizen de Ootjes af naar de Arena of de Kuip. Overal baren ze opzien. Vaak moeten ze uitleggen dat ze niet uit Volendam komen, en ook niet uit Staphorst. ( Annemarie de Wildt)
Oranje Ootjes noemen ze zichzelf. Het zijn mannen die in een oranje geverfd vrouwenkostuum uit Bunschoten-Spakenburg de wedstrijden van het Nederlands elftal bezoeken. Ootje betekent grootmoeder in het Spakenburgs dialect. Aanvankelijk was ’t darrep (het dorp) tegen, omdat ze het beschouwden als spotten met de klederdracht. Maar op de kleur oranje na is het kostuum van de Oranje Ootjes geheel authentiek. ( Annemarie de Wildt)