Met veel liefde voor merk- en stoplappen schreef Berthi Smith-Sanders het boek Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam (2013). Daarin beschrijft ze tien merk- en stoplappen uit één en dezelfde familie, op één doek na, de doek van Susanna Rondeau. De meeste doeken zijn vervaardigd in het Burgerweeshuis in Amsterdam, enkele kwamen tot stand in de huiselijke kring onder moeders vleugels. De doeken zijn, samen met de familieverhalen, generaties lang van moeder op dochter doorgegeven, totdat ze uiteindelijk op 9 november 1996 in een advertentie in Vrij Nederland te koop worden aangeboden. Mevrouw Sanders reageert. Korte tijd later is ze de eigenares. Haar echtgenoot Peter Smith duikt het Stadsarchief in en doet uitvoering onderzoek naar herkomst van de achtergrond van de borduursters. Dit resulteert in een prachtig naslagwerk. De merk- en stoplappen van Johanna Sikking (1784-1857), de dochter van haar zus Elisabeth (1773-183) Gerarda (Kaatje) Eijgensteijn (1822-1904) en Kaatjes kinderen Elisabeth (1860-1951) en Catharina Gerarda Evers (1863-1951) én van Susanna Rondeau komen tot leven. In 2021 doet mevrouw Sanders afstand van de doeken. De merk- en stoplappen gaan over in de collectie van het museum. Ze zijn, de doeken van de zusjes Evers uitgezonderd, weer thuis, op de plek waar ze ooit vervaardigd zijn.
De geschiedenis vangt aan bij Johanna Sikking. Zij is de dochter van Evert Sikking (1743-1795). Ze wordt op 17 december 1784 geboren. Haar vader trouwt vier keer. Uit zijn eerste huwelijk met Anna Baas (1746-1769), krijgt hij twee dochters. Uit zijn tweede met Heijltje Meijnders van der Lee (1740-1786), drie zonen en drie dochters. Zijn derde vrouw Geesje Denkers (1749-1794), schenkt hem een zoon en een dochter. Antje van Havre (*1755) sluit de rij echtgenotes met één zoon. Uiteindelijk krijgt het elf kinderen in de periode tussen 1768 en 1795.
Johanna is een kind uit zijn tweede huwelijk met Heijltje. Ze is het laatste kind van dit paar. Twee van haar broertjes en een zusje zijn op jonge leeftijd overleden. Heijltje sterft op 31 oktober 1786. Johanna heeft haar moeder dan nauwelijks gekend. Ze is nog een peutertje. Haar oudste zus Elisabeth (1773-1835) neemt de rol van moeder over en ontfermt zich over de allerkleinsten. Hun vader hertrouwt en wordt opnieuw weduwnaar van zijn derde vrouw. In 1795 wordt zijn laatste kind uit zijn vierde huwelijk geboren, een zoon, die vermoedelijk al bij zijn geboorte overleden is. Evert sluit op 7 november 1795 zijn ogen. Enkele weken later, op 30 november, brengt Elisabeth haar bijna elfjarige zusje en haar stiefbroertje en stiefzusje uit Everts derde huwelijk naar het Burgerweeshuis in de Kalverstraat, waar ze liefdevol worden opgevangen.
Johanna leert er handwerken. Op 1 mei 1808 verlaat ze het weeshuis. Ze neemt een betrekking van dienstbode aan. Ze wordt verliefd op Dirk Minkhorst, met wie ze op 30 april 1828 in het huwelijk treedt. Het huwelijk blijft kinderloos. Dirk overlijdt op 19 mei 1951. Johanna is weduwe. Enkele jaren later verwisselt ze, op 21 mei 1857, zelf het aardse met het eeuwige.
Johanna was in het Burgerweeshuis bevriend met Alida Elisabth Reekers. Haar stoplap bevindt zich eveneens in de collectie van het museum. De overeenkomst tussen beide doeken is frappant.
Johanna’s doek is onderverdeeld in vier rijen van vier stoppen en bestaat, op één winkelhaakstop na, uitsluitend uit kruisstoppen, die in moeilijkheidsgraad oplopen van weef-, linnen-, keper-, tot satijnbinding. De doek opent met drie stoppen, waarvoor garen gebruikt is in dezelfde kleur als de ondergrond. Gedurfd, want deze stoppen hebben een hoge moeilijkheidsgraad. De meisjes gebruikten meestal gekleurd garen om beter zicht te hebben op de patronen die ze onder handen hadden. De strenge linnenmoeder zag de fouten die zij maakten bovendien sneller. De laatste stop van de zestien, is een winkelhaakstop, die eveneens een hogere moeilijkheidsgraad heeft en kundigheid van de jonge borduurster vraagt. In de aangrenzende hoek heeft Johanna nog een piepklein hoekstopje toegepast. In het hart van de doek laat ze haar naam, leeftijd en het jaar van voltooiing van de doek in doorstopsteken achter: IOANNA SIKKING OUT 15 IAAR ANNO 1800. De kleurloze stoppen en het hoekstopje zijn uitgevoerd met wit linnen garen, de overige stoppen met zijden garen op een katoenen stof met ingesponnen linneneffect in de stofdraad. Johanna maakte de stoplap binnen een jaar na de voltooiing van haar merklap.
Literatuur: Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam, Berthi Smith-Sanders, 2013
(Suzette van 't Hof)