opschrift regel 1: gotisch alfabet, twee opwaarts gerichte pijlen, een Gotische g.
opschrift regel 2: identiek aan regel 1
opschrift regel 3: alfabet plus initialen ACR: kapitalen
Anna Catrina Raaphorst, Opper-Linnen-Naaimatres
opschrift regel 4: alfabet plus initialen RARIV: identiek aan regel 3
mogelijk één van de oudere meisjes
: laatste letter valt in de zoom
opschrift regel 5: alfabet plus initialen PWPCI: identiek aan regel 3 en 4
PWP: Petronella Wilhelmina Plas, Meisjes Groothuis-moeder
CI: ?
opschrift regel 6: alfabet plus initialen SRTPPT: identiek aan regel 3, 4 en 5
SR: Susanna Rondeau (?)
TP: ?
PT: Petronella Timp
opschrift regel 7: alfabet plus initialen MBIBLP: identiek aan regel, 3, 4, 5 en 6
MB: Maria Brok, Kindermoeder ‘der kleine weeskinderen’
IB: ?
LP: ?
opschrift regel 8: HENDRIKEYGENSTEYNELIZABETHSIKKE: vader en moeder van borduurster
opschrift regel 9: CATHARINAEYGENSTEYNOUD14IAARAN: naam en leeftijd borduurster
: Anno 1836
opschrift regel 10: IPFVDPFEIHISGCFIZKI: IP Jan Pennis, regent
FVDP Frederik van de Poll, regent in 1836
FE Faas Elias, regent
IH Jacob Hooft, regent
IS Joannes Stijger, regent
GCF George Clifford. regent
IZ Jan Zweerts, regent
KI ?
opschrift regel 11: ACRSRBTPPWPMBGRS: ACR Anna Catrina Raaphorst, Opperr-Linnen-Naaimatres
SRB Sophia Rebergen, Wollen-Matres
TP ?
PWP Petronella Wilhelmina Plas, groothuismoeder
MB Maria Brok, kindermoeder
GRS Geertrui Rosin/Rozijn, ziekenmoeder voor de meisjes
opschrift regel 12, onder de kronen, v.l.n.r.: MB / NP / ACR / SRB/ TP: MB Maria Blok, kindermoeder
NP Neeltje Plas, Petronella Wilhelmina Plas
ACR Anna Catrina Raaphorst, Opper-Linnen-Naaimatres
SRB Sophia Rebergen, Wollen-Matres
TP ?
opschrift onder de eerste rij motieven, v.l.n.r.: HE / PT / ES / IS / JVDB / PE
: HE: Hendrik Eijgensteijn, vader van borduurster
PT: Pietje Tim
ES: Elisabeth Sikking, moeder van borduurster
IS: Johanna Sikking, tante van borduurster
JVDB: ?
PE: Pieter Eijgensteijn, broer van borduurster
opschrift op midden as, links, rechts van egelantier, kloksgewijs: EE / IE / HE / IS: EE: Elisabeth Eijgensteijn, zus van borduurster
IE: Johanna Eijgensteijn, zus van borduurster
HE: Hendrik Eijgensteijn, vader van borduurster
IS: Johanna Sikking, tante van borduurster
opschrift tegen de onderrand: WE / ANNO / 1836 / DMH: WE: Willem of Wilhilmina Eijgensteijn, broer, zus van borduurster
Jaar voltooiing doek
DMH: onbekend
Met veel liefde voor merk- en stoplappen schreef Berthi Smith-Sanders het boek Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam (2013). Daarin beschrijft ze tien merk- en stoplappen uit één en dezelfde familie, op één doek na, de doek van Susanna Rondeau. De meeste doeken zijn vervaardigd in het Burgerweeshuis in Amsterdam, enkele kwamen tot stand in de huiselijke kring onder moeders vleugels. De doeken zijn, samen met de familieverhalen, generaties lang van moeder op dochter doorgegeven, totdat ze uiteindelijk op 9 november 1996 in een advertentie in Vrij Nederland te koop worden aangeboden. Mevrouw Sanders reageert. Korte tijd later is ze de eigenares. Haar echtgenoot Peter Smith duikt het Stadsarchief in en doet uitvoering onderzoek naar herkomst van de achtergrond van de borduursters. Dit resulteert in een prachtig naslagwerk. De merk- en stoplappen van Johanna Sikking (1784-1857), de dochter van haar zus Elisabeth (1773-183) Gerarda (Kaatje) Eijgensteijn (1822-1904) en Kaatjes kinderen Elisabeth (1860-1951) en Catharina Gerarda Evers (1863-1951) én van Susanna Rondeau komen tot leven. In 2021 doet mevrouw Sanders afstand van de doeken. De merk- en stoplappen gaan over in de collectie van het museum. Ze zijn, de doeken van de zusjes Evers uitgezonderd, weer thuis, op de plek waar ze ooit vervaardigd zijn.
Catharina Gerarda (Kaatje) Eijgensteijn wordt op 21 april 1822 geboren in Amsterdam. Ze is de dochter van Elisabeth Sikking, - de oudere zus van Johanna Sikking (1773-1835) van wie het museum een merk- en een stoplap in de collectie heeft. Op 20 januari 1803 trouwt ze met Hendrik Lodewijk Eijgensteijn (1770-1827). Ze is op die dag ruim vier maanden in verwachting van haar eerste kind. Uiteindelijk krijgt het paar vier dochters en vier zonen. Kaatje is haar jongste kind. Haar vader overlijdt in 1827 als Kaatje nog een kleuter is, haar moeder op 10 februari 1835. Een week later wordt de twaalfjarige Kaatje door haar tantes Catharina Elisabeth en Johanna Hendrika Sikking, kinderen uit het eerste huwelijk van hun grootvader, naar het Burgerweeshuis in de Kalverstraat gebracht. Kaatje verlaat het weeshuis op 30 april 1843. Ze krijgt een grote houten kist, en bescheiden uitzet en wat lijfgoed mee. Ze vindt een betrekking als dienstbode bij een gegoede familie. Als ze op haar dertigste nog niet getrouwd is, wordt er door het weeshuis uitgekeken naar een geschikte echtgenoot voor Kaatje. Ze wordt gekoppeld aan de 25-jarige dove kachelsmid Frederik Casper Evers. Hij bracht zijn jeugd door in het Lutherse weeshuis. Met hem krijgt ze twee zonen en twee dochters. Haar eerste kindje Frederik Casper (1853) is niet levensvatbaar. Hij overlijdt hooguit één jaar oud. Zijn broertje, wordt onder dezelfde naam, in 1856 geboren waarna de dochters Elisabeth (1860) en Catharina Gerarda (1863) het levenslicht zien. In 1895 verliest Kaatje haar echtgenoot. Ze is nu weduwe. Kaatje overlijdt enkele jaren later op 28 november 1904 in Haarlem.
De merklap van Kaatje voldoet aan alle kenmerken van een Burgerweeshuisdoek.
Deze doeken openen standaard met een aantal rijen alfabetten en cijferreeksen in donkerrood garen. Het aantal herhalingen van die alfabetten varieert. Zowel het Gotische en het Romeinse schrift worden daarbij geoefend. Elke rij wordt afgesloten met een reeks initialen. Dan volgen meestal twee regels met persoonlijke gegevens over de borduurster, haar ouders, haar leeftijd en het jaar waarin de doek voltooid is. De laatste regels zijn gewijd aan het personeel van het weeshuis en aan de regenten en regentessen, waarvan de initialen op de laatste regel voorzien zijn van kronen.
De doek die Kaatje in 1836 voltooid heeft is daar geen uitzondering op. Ze opent haar merklap met twee identieke rijen in gotisch schrift, afgesloten door een cijferreeks en twee opwaartse pijlen en een gotische ‘g’. Daarna volgen vijf identieke rijen in Romeinse kapitalen, zonder cijferreeksen, die afgesloten worden door initialen. Op de achtste rij vinden we haar ouders HENDRIK EYGENSTEYN en ELIZABETH SIKKE. Regel negen is voor Kaatje zelf: CATARINAEYGENSTEYN OUD 14 IAAR. Op de tiende rij volgen de initialen van de regenten, zoveel mogelijk in chronologische volgorde van aantreden. Op de laatste rij is er ruimte voor het weeshuispersoneel. Daaronder worden de initialen van enkelen van die personeelsleden herhaald, zoals van Anna Catharina Raaphorst, de Opper-Linnen-Matres, maar nu voorzien van een kroon, waarmee het belang van die personen benadrukt wordt.
Onder dit “officiële gedeelte” wordt de doek gevuld met allerlei motiefjes. Op vroegere doeken, zoals die van Kaatje, zijn dat klassieke merklapmotieven zoals de Verspieders van het Heilige land, vogels van diverse pluimage en orenvazen vol bloemen. De latere doeken bestaan uit twee of drie rijen van elk drie romantische motiefjes waartussen eveneens initialen zijn aangebracht. De bloemrijke motieven zullen, na al die saaie regels, zeker het borduurplezier van de meisjes verhoogd hebben.
Literatuur: Merk- en stoplappen uit het Burgerweeshuis Amsterdam, Berthi Smith-Sanders, 2013
(Suzette van 't Hof)