opschrift bovenregister, gecentreerd: ALK. / 6 / A: initialen van borduurster
: Het oefenen van cijfers en letters diende om later het linnengoed van de uitzet te kunnen merken en nummeren. In cijfers werd de hoeveelheid van elke soort linnengoed aangegeven.
schenking 2021-11-11
inv.nr. 7162.2 in depot
Vervaardigd in het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Diaconie, Amsteram
In de textielcollectie van het museum tekenen een moeder en haar twee dochters Jaantje en Mientje, samen voor negen doeken. De schenking bevat eveneens een aantal foto’s van haar meisjes in weeshuiskostuum.
Adriana Lissina Kolder, luisterend naar de roepnaam Jaantje, wordt op 9 december 1895 in Amsterdam geboren als dochter van diamantslijper Barend Hendrik Kolder (1870-1905) en Adriana Lissina Samshuysen (1871-1902). Een half jaar na het huwelijk van haar ouders op 7 maart 1895. Ruim anderhalf jaar later wordt Wilhelmina Florentina geboren (juli 1897). De rij wordt gesloten door broertje Barend Hendrik. Hij ziet op 21 februari 1901 het levenslicht. In 1902, op veel te jonge leeftijd wordt hun moeder door ‘de tering’ (tuberculose) getroffen. Ze overleeft het niet. Barend blijft nog een aantal jaren voor zijn kinderen zorgen, totdat ook bij hem het noodlot toeslaat. Hij overlijdt op 13 februari 1905, eveneens aan tuberculose. De kleintjes worden op 30 maart 1905 opgenomen in het Weeshuis van de Nederduitsch Hervormde Diaconie. Een aantal jaren later moeten de meisjes ook hun broertje afstaan. Hij overlijdt op 9 maart 1910 in het weeshuis, een paar weken vóór zijn negende verjaardag. Jaantje en Mientje zijn nu op elkaar aangewezen. Samen ontvangen ze handwerkonderwijs in het weeshuis. Elk laten ze vier doeken na. Drie van de vier doeken lijken sterk op elkaar. Hoogstwaarschijnlijk hebben de meisjes, door het geringe leeftijdsverschil, dezelfde handwerkjuffrouw gehad. Hoe het Adriana verder vergaat in haar leven is niet bekend. Na wat omzwervingen, binnen en buiten de stad, overlijdt ze op 13 september 1988 in Amsterdam.
Beide zusjes hebben een steken- en nadenlap op hun naam staan. De basis is vrijwel gelijk. De doek bestaat uit reepjes stof, die met plat- en stiksteekjes onzichtbaar aan elkaar gezet zijn. In het handwerkonderwijs worden jonge meisjes in de nuttige en in fraaie handwerken onderricht. Steken- en nadenlappen maken deel uit van de eerste categorie. Op deze doekjes worden verschillende technieken geoefend zoals het maken van kantjes en al dan niet opengewerkte sierranden, het aan elkaar zetten van losse strookjes stof en soms ook het maken van knoopsgaten.
De stroken worden benut om alfabetten en cijferreeksen te oefenen. De doekjes hebben ongeveer dezelfde grootte. Voor deze doek is dat 20,5 x 16 cm. Adriana’s doek is verder gevorderd dan die van haar zus. Behalve haar initialen in kruissteek komt haar voorletter twee keer voor. Daaronder worden de afzonderlijke strookjes met drie sierranden gevuld.
(Suzette van 't Hof)