stadskeur onderzijde bodem: stadskeur Amsterdam
: stadswapen
gehalteteken onderzijde bodem: Hollandse leeuw
jaarletter onderzijde bodem: M: jaarletter
: jaarletter M = 1771
meesterteken? onderzijde bodem: WW: meesterteken met letters W W aaneen met punt in ovaal
: bron: Voet 1912, nr 497 (?); Citroen 1975, nr 948; De Lorm 2001, pag. 539-540/meesterteken WW toegeschreven aan Wijnand Warneke (ca. 1738 [1763] -1810)
belastingteken onderzijde bodem: N: belastingteken met letter N
: belastingteken N = Haarlem, 1795
legaat 1895-01-30
inv.nr. KA 5484 in depot
Ovaal mandje met vlakke bodem, gevat in onderrand, opgebouwd uit S-voluten. Rand onderbroken door vier gegoten en deels geciseleerde rocaillemotieven, tevens als pootjes dienend. Gewelfde wand, opengewerkt met bloem- en bladranken, de buitenzijde gegraveerd, de binnenzijde glad. Bovenrand, opgebouwd uit C- en S-voluten, onderbroken door vier deels geciseleerde bloemboeketjes. Korte zijden uitlopend in gebogen oren, samengesteld uit voluten en bloemtakjes. Uitneembaar opengewerkt tussenschot, vermoedelijk van later datum.
Herkomst
Verzameling A. Willet, Amsterdam; legaat van mevrouw S.L.G. Willet-Holthuysen, Amsterdam, 1895
Mandjes als deze zijn kleine uitvoeringen van de grotere manden zoals Wijnand Warneke deze ook maakte (De Lorm 2001~2, p. 151 nr. 88). Mogelijk werden dergelijke bakjes gebruikt voor het presenteren van confituren of andere zoete lekkernijen. Een soortgelijk mandje uit 1770 (met een tussenschotje) is bekend van Arnoldus Warneke, een neef van Wijnand (Ter Molen 1994, p. 216 nr. 93). Een vroeg voorbeeld is een mandje uit 1763, toegeschreven aan Valentijn Caspar Bömcke (Verbeek 1988, p. 69 afb. 83). Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit een exemplaar uit 1772, toegeschreven aan Johannes Horstman (De Lorm 2001~2, p. 153 nr. 90).
Vermoedelijk is het tussenschotje van het mandje in het Amsterdams Historisch Museum niet oorspronkelijk. Over het algemeen wordt aangenomen dat dergelijke gecompartimenteerde mandjes voor bruidssuikers werden gebruikt, maar dit is niet zeker (De Lorm 2001~2, p. 195). Zie: Inleiding Vreeken, p. X. ( Bert Vreeken)