Maer als hem d’eeuw’ghe doot ten laesten komt voor ooghen, so vindt hy sich (eylaes!) door yedel’ hoop bedrooghen. (nr. 4 uit de serie: allegoriëen op de macht van de wellust en het geld), 1609
nummer links onder in de prent: 4
tekst midden onder de prent in de plaat: Namque ubi mors trucibus supra caput adstitit armis,
Hei, quàm tunc nullo pondere nummus erit!
Maer als hem d’eeuw’ghe Doot ten laesten komt voor ooghen,
Soo vindt hy sich (eylaes!) door eydel’ Hoop bedrooghen.