Dina Rincker wordt op 16 oktober 1880 in Amsterdam geboren als dochter van de fabrikant Carl August Rincker (1850-1936) en Dina Sophia Rijke Willems (1853-1917), beiden Amsterdammers. Zij trouwen op 15 augustus 1878. Een jaar later wordt hun eerste kind Carl August (1879) geboren. Spoedig volgt Dina. Ze krijgen nog een broertje en twee zussen, waaronder Anna Christina Gertruda in 1885.
Dina wordt naar de Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd gestuurd. Daar leert ze handwerken en hoe! Van borstrokken en nachtmutsen, van vlinders van naaldkant tot kleedjes en kussenovertrekken, Dina is van alle markten thuis. De collectie telt maar liefst 64 stukken van haar hand. Waaronder ook twee letterlappen, twee stekenlappen en drie stoplappen, die ze ongetwijfeld nog in haar schooltijd gemaakt heeft. Dina blijft haar hele leven alleen. Op 2 december 1935 overlijdt ze, in Amsterdam. Zus Anna schenkt het handwerk van Dina aan het museum, waar het met alle zorg bewaard wordt voor generaties die nog komen gaan.
Dit kleine lapje, dat 23,5 x 21,5 cm meet, lijkt op het eerste gezicht onbewerkt. Een blanco canvas. Niets is minder waar. Met behulp van hele fijne rijgsteekjes zijn er vakken afgebakend. Aan de vermoedelijke bovenkant zijn er drie keperstopjes uitgewerkt, die aan de voorzijde volledig onzichtbaar zijn. Mogelijk heeft Dina draden uit het weefsel van de doek gebruikt. De achterzijde laat meer informatie los. Bij het keerpunt aan het uiteinde van de kruisarmen zijn er kleine lusjes aangebracht. Het te repareren linnen is meestal zo vaak gewassen dat het niet meer krimpt. Het nieuwe garen krimpt nog wel. Zonder de lusjes, zou het de stof samentrekken.
De meisjes gebruiken meestal gekleurd garen om beter zicht te hebben op de patronen die ze uitwerken. De strenge linnenmatres ziet de fouten bovendien eerder. Dina laat met haar onzichtbare stopwerk zien dat ze heel wat in haar mars heeft.
(Suzette van 't Hof)